grammatica les 5 : kww, hww, zww


            Nederlands
          Grammatica 2
                 Les 5 :
               
            
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon


            Nederlands
          Grammatica 2
                 Les 5 :
               
            

Slide 1 - Diapositive

Terugblik

... je kunt zinnen in zinsdelen verdelen.
... je weet  wat een persoonsvorm is.
...je kunt het werkwoordelijk gezegde en het naamwoordelijk gezegde
herkennen.

Slide 2 - Diapositive

Hulpwerkwoord, zelfstandig werkwoord, koppelwerkwoord
In de meivakantie heb ik alleen maar genetflixt.
   heb = hww
   genetflixt = zww       doen-betekenis (het onderwerp doet iets)

Vorige week is hij met zijn team de winnaar van de beker geworden.
   is = hww
   geworden = kww     zijn-betekenis (het onderwerp is iets)










Slide 3 - Diapositive

Hulpwerkwoord, zelfstandig werkwoord, koppelwerkwoord

Willem wordt bang.                               = kww (NWG)
Willem kan bang worden.                   = hww + kww (NWG)
Willem krijgt een bange kat.              = zww (WWG)
Willem heeft zijn zin gekregen.        = hww + zww (WWG)

Slide 4 - Diapositive

Werkwoordelijk gezegde
  • Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde (wwg)
  • Alle werkwoorden in de zin
  • bv.  Achter in de zaal werd steeds gelachen.
  • Wwg= werd gelachen

Slide 5 - Diapositive

Naamwoordelijk gezegde (ng)
Bestaat uit twee delen:
werkwoordelijk deel (wd > alle ww in de zin)
naamwoordelijk deel (nd > bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord)

                             ng                                       ng
Plotseling / werd / Peter / gisteren / ziek.
                            (wd)                                  (nd)

Slide 6 - Diapositive

Koppelwerkwoorden
Een naamwoordelijk gezegde heeft altijd een koppelwerkwoord bij zich. 

Koppelwerkwoorden: Zijn, Worden, Blijven, Blijken, Lijken, Schijnen, Heten, (Dunken en Voorkomen)

Nwgez = alle werkwoorden* + aan het / te + zn en/of bn

* het belangrijkste werkwoord is een koppelwerkwoord

Slide 7 - Diapositive

Naamwoordelijk deel
Het naamwoordelijk deel zegt altijd iets over het onderwerp.
Eigenschap, functie, toestand.

1. Hij is ziek. (Ziek = naamwoordelijk deel).
2. Zij is dokter geworden. (Dokter = naamwoordelijk deel).

1. Nwg = is ziek.
2. Nwg = is dokter geworden

Slide 8 - Diapositive

Onderwerp
  • Hoe vind je het onderwerp (ond) (ow)?
  • Wie/wat + gezegde?
  • Bv. De leeuw brulde van woede.
  • Ow= De leeuw

Slide 9 - Diapositive

Lijdend voorwerp
  • Hoe vind je het lijdend voorwerp (lv)?
  • Wie/wat + wwg + ond?
  • bv.  Wim zag het journaal.
  • lv= het journaal

Slide 10 - Diapositive

Meewerkend voorwerp
  • Hoe vind je het meewerkend voorwerp (mw)
  • Aan wie / voor wie + gez + ond + (lv)
  • bv. Johan gaf (aan) zijn vriendin een nieuw horloge.
  • mwv= zijn vriendin

Slide 11 - Diapositive

Bijwoordelijke bepaling
  • Hoe vind je de bijwoordelijke bepaling (bwb)?
  • Stel je vragen als: waar (plaats), wanneer (tijd), waardoor(reden), waarmee(hulpmiddel), hoe (de manier waarop)?
  • bv. De oude heer Boonstra liep over de brug.
  • bijw. bep.  over de brug

Slide 12 - Diapositive

Aan de slag!
Maak slides 52 t/m 60

Slide 13 - Diapositive

Ontleed de zin (pv, wwg/nwg, ond, lv, mv, bwb). Verdeel de zin eerst in zinsdelen.
Tom Dumoulin is gisteren sportman van het jaar geworden.

Slide 14 - Question ouverte

Ontleed de zin (pv, wwg/nwg, ond, lv, mv, bwb). Verdeel de zin eerst in zinsdelen.
Hij kreeg de titel live op televisie uitgereikt.


Slide 15 - Question ouverte

Ontleed de zin (pv, wwg/nwg, ond, lv, mv, bwb). Verdeel de zin eerst in zinsdelen.
Dumoulin werd door zijn medesporters verkozen boven Verstappen en Kramer.

Slide 16 - Question ouverte

Ontleed de zin (pv, wwg/nwg, ond, lv, mv, bwb). Verdeel de zin eerst in zinsdelen.
Onder andere collega wielrenner Bauke Mollema gaf hem enorm veel complimenten.



Slide 17 - Question ouverte

Ontleed de zin (pv, wwg/nwg, ond, lv, mv, bwb). Verdeel de zin eerst in zinsdelen.
Volgens Dumoulin zal de prijs mooi aan zijn muur komen te hangen!


Slide 18 - Question ouverte

Ontleed de zin (pv, wwg/nwg, ond, lv, mv, bwb). Verdeel de zin eerst in zinsdelen.
Dumoulin was de eerste Nederlandse winnaar van de Giro d’Italia.


Slide 19 - Question ouverte

Ontleed de zin (pv, wwg/nwg, ond, lv, mv, bwb). Verdeel de zin eerst in zinsdelen.

Hij bleek uiteindelijk een halve minuut sneller dan Nairo Quintana.

Slide 20 - Question ouverte

Ontleed de zin (pv, wwg/nwg, ond, lv, mv, bwb). Verdeel de zin eerst in zinsdelen.
Door het poepincident had Dumoulin twee minuten voorsprong verloren.

Slide 21 - Question ouverte

Ontleed de zin (pv, wwg/nwg, ond, lv, mv, bwb). Verdeel de zin eerst in zinsdelen.
Met alle leerlingen van mijn heel erg leuke klas hebben wij vorig jaar een prachtig cadeau aan onze mentoren gegeven.

Slide 22 - Question ouverte

Zelf zinnen maken
Tot slot moet je zelf zinnen maken. Het is de bedoeling dat je precies doet wat er staat.
Maak slide 60 t/m 63

Slide 23 - Diapositive

1. Maak een zin met 3 zinsdelen

Slide 24 - Question ouverte

2. Maak een zin met 4 zinsdelen

Slide 25 - Question ouverte

3. Maak een zin met een lijdend voorwerp

Slide 26 - Question ouverte

4. Maak een zin met een bijwoordelijke bepaling

Slide 27 - Question ouverte

Tot slot

Een aantal vragen om te checken of je de leerdoelen hebt behaald.

Beantwoord de vragen op de volgende slides. 
Hiermee rond je deze les af.


Slide 28 - Diapositive

Tot slot:

1. Ik kan het werkwoordelijk gezegde in een zin benoemen.
A
Ja
B
Nee

Slide 29 - Quiz

Tot slot:

1. Ik kan het naamwoordelijk gezegde in een zin benoemen.
A
Ja
B
Nee

Slide 30 - Quiz

Tot slot:

1. Ik kan de werkwoordsvormen (hww, zww, kww) in een zin benoemen.
A
Ja
B
Nee

Slide 31 - Quiz

Tot slot:
Ik kan zinnen ontleden van pv t/m bwb.
A
Ja
B
Nee

Slide 32 - Quiz