Herhaling zinsdelen hoofdstuk 3 hen/hun/zij

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Nederlands 

Herhaling zinsdelen hoofdstuk 3 

Nodig: 

LessonUp 

Eventueel een schrift om aantekeningen te maken voor jezelf 

Wat gaan we doen?

Herhalen en oefenen:

Hen/hun/zij

Basiskennis nodig:

Lijdend voorwerp (zinsdeel)

Meewerkend voorwerp (zinsdeel)

Voorzetsel (woordsoort) 

Lijdend voorwerp

Lv - ondergaat alle werkwoorden in de zin (wg)

Wie/wat + wg + ond?

Wim - zag - het journaal

Meewerkend voorwerp

Aan wie/ voor wie-vraag

Johan gaf zijn vrienden een cadeau.

Lisa schonk een glas ranja voor haar vader in.

Voorzetsel

Hun/hen en zij

Stap 1) Theorie

Hun

‘Hun’ gebruik je in twee gevallen.
1. Als bezittelijk voornaamwoord.
Gisteren hebben de buren hun auto verkocht.

2. Als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel.
Hij geeft hun straf.

Door de tropische stormen is ( zij / hun / hen )
vakantie in het water gevallen.

1. zij
2. hun
3. hen

Hen

‘Hen’ gebruik je in twee gevallen.
1. Als lijdend voorwerp.

Ik zie hen daar lopen.

2. Als meewerkend voorwerp met voorzetsel.

Ik heb de bal aan hen gegeven.

Als je een voorzetsel ziet...

Ik heb met hen overlegd.

Die lelijke groene auto is van ( zij / hun / hen ).

1. zij
2. hun
3. hen

Ze

‘Ze/zij’ gebruik je als onderwerp.

Ze hebben een auto gekocht.

Zij heeft nog nooit iets gekookt.

Vuistregel: Hun is nooit het onderwerp

Gebruik ze of zij

Is de auto van ... of van jullie?

1. hun
2. hen
3. ze

... werden wakker met een fikse kater.

1. Hun
2. Hen
3. Zij

Ik heb helemaal geen zin om naar dat gezeur van ...
te luisteren.

1. hun
2. hen
3. zij

... hebben ...
best gedaan een vaccin te ontwikkelen.

1. Zij/ze
2. Hun/hun
3. Zij/hun
4. Hen/ze

Dit huis is ... te duur.

1. hun
2. hen
3. ze
4. zij

Vragen?

Verder oefenen (eigen verantwoordelijkheid):

- lezen

- woordenschat

- grammatica zinsdelen

- formuleren

- spelling

https:

https:

https: