Les 8: Opdracht 27 t/m 29

De leerling kent de standaardmaten voor gewicht. (g en kg)

De leerling kan gewicht in grammen en kilogram op een analoge en digitale weegschaal aflezen, omrekenen en als kommagetal opschrijven.
Hoofdstuk 14
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 2

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

De leerling kent de standaardmaten voor gewicht. (g en kg)

De leerling kan gewicht in grammen en kilogram op een analoge en digitale weegschaal aflezen, omrekenen en als kommagetal opschrijven.
Hoofdstuk 14

Slide 1 - Diapositive

Waar op school heb je te maken met tijd?

Slide 2 - Carte mentale

De leerling kent de standaardmaten voor gewicht. (g en kg)

De leerling kan gewicht in grammen en kilogram op een analoge en digitale weegschaal aflezen, omrekenen en als kommagetal opschrijven.
14.3  Rekenen met tijd  les 3
Als je wilt weten hoe lang iets duurt, kun je uitrekenen hoeveel minuten er tussen twee tijden zitten.
Je kunt hierbij een tijdlijn tekenen.
Remy kijkt in de tv-gids.
Over hoeveel minuten begint Popsterren Gezocht?
les 3

Slide 3 - Diapositive

De leerling kent de standaardmaten voor gewicht. (g en kg)

De leerling kan gewicht in grammen en kilogram op een analoge en digitale weegschaal aflezen, omrekenen en als kommagetal opschrijven.
14.3  Rekenen met tijd  les 3
Op het horloge is het 19:34 uur.
Popsterren Gezocht begint om 19:50 uur.
Popsterren Gezocht begint over 16 minuten.

les 3

Slide 4 - Diapositive

De leerling kent de standaardmaten voor gewicht. (g en kg)

De leerling kan gewicht in grammen en kilogram op een analoge en digitale weegschaal aflezen, omrekenen en als kommagetal opschrijven.
14.3  Rekenen met tijd  les 3
Als je ergens op tijd wilt zijn, is het handig om uit te rekenen hoe laat je moet vertrekken.
Ruud heeft om 20:45 uur afgesproken.

Hij moet 10 minuten fietsen.
Hoe laat moet Ruud vertrekken?

Ruud moet vertrekken om ____ uur.
Dat is _______ ‘s avonds.

les 3

Slide 5 - Diapositive

Ruud heeft om 20:45 uur afgesproken.
Hij moet 10 minuten fietsen.
Hoe laat moet Ruud vertrekken?

A
20:40 uur
B
20:55 uur
C
20:35 uur
D
20:30 uur

Slide 6 - Quiz

De schoolbel gaat om 11:00 uur.
Het is nu 10:40 uur. Over hoeveel minuten gaat de bel?
A
10 minuten
B
5 minuten
C
25 minuten
D
20 minuten

Slide 7 - Quiz

De trein gaat om 18:40 uur.
Het is nu 18:15 uur. Over hoeveel minuten gaat de trein?
A
25 minuten
B
30 minuten
C
35 minuten
D
40 minuten

Slide 8 - Quiz

Het tv-programma begon om 20:45 uur. Het is nu al 15 minuten bezig. Hoe laat is het?
A
20:50 uur
B
21:00 uur
C
21:05 uur
D
21:10 uur

Slide 9 - Quiz

Begrijp je hoe het werkt?
A
Ja, ik kan zelf aan de slag
B
Ik vind het nog lastig, maar denk dat het wel lukt
C
Ik heb nog hulp nodig

Slide 10 - Quiz

Maak opdracht 27 t/m 29
Bladzijde 258

Klaar? Studiemeter hoofdstuk 14
Klaar? Numo/Gynzy

Slide 11 - Diapositive