Vrije tijd - De letters en het alfabet

Het woord: schrijven
Van a tot zinnen schrijven
De letter: a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z
De zin: Ik schrijf een zin.
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
ANT2+Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Het woord: schrijven
Van a tot zinnen schrijven
De letter: a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z
De zin: Ik schrijf een zin.

Slide 1 - Diapositive

dansen
doen
hebben
heten
kijken
koken
komen
kunnen
oefenen
praten
schrijven
spelen
spreken
vragen
wonen
Weten en kunnen
de letters en het alfabet

woorden

Je kent: de letters van het alfabet.
Je schrijft: woorden.
Je hebt nodig: je laptop en telefoon, potlood/pen en een schrift.


Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 3 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions


Schrijf de letter a.
Stuur een foto!

Slide 4 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

e
Kun jij fietsen?
Wil je een stukje rijden?
Je mag het wel op mijn fiets proberen.
Je zal het vast snel leren.
Kom je snel naar terug?
Je moet goed uitkijken.
mogen     willen
kunnen    zullen
moeten    komen
A
B
C
Ik begrijp dit al goed
D
Ik begrijp dit nog niet

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


(mogen)

wij / jullie / zij ...

Slide 6 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie?
(of wat?)

Ik
Je / Jij / U
Hij / Zij
Wij / Jullie
Uitleg basiszin
1
2
3
doet wat?


wil
moet
zal
komen
de rest van de zin.


morgen naar de film.
boodschappen doen.
doelpunten maken.
snel naar school.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie?
(of wat?)

ik
je / jij / u
hij / zij
wij / jullie
Uitleg vraagzin
2
1
3
doet wat?


Zal
Moet
Wil
Komen
de rest van de zin.


schilderen?
huiswerk maken?
de tuin opruimen?
vandaag film kijken?

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Ik ken: 
de persoonlijke voornaamwoorden.
ik
je / jij / u
hij / zij
wij / jullie
A
B
C
Ik begrijp dit goed
D
Ik begrijp dit een

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Ik schrijf:
basiszinnen met persoonlijke voornaamwoorden.
2
1
3
A
B
C
Ik begrijp dit goed
D
Ik begrijp dit een

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe leuk was deze les?
A
B
C
D

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Heb je nog vragen?

Slide 12 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions