Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
1.2 Je omgeving ontdekken
Slide 1 - Diapositive
Programma
Welkom
Herhaling
Nieuwe stof uitleg :
'Uitleg paragraaf 1.2'
Aan de slag/huiswerk
- Maak deze LessonUp
- Maak werkboekopgaven en kijk deze na!
Klassikale afsluiting
Slide 2 - Diapositive
Leerdoelen
Kun je uitleggen wat een organisme is?
Kun je organismen bekijken met een loep of een microscoop?
Kun je kenmerken noemen van organismen?
Kun je het een duidelijke tekening maken?
Kun je de naam van een organisme opzoeken met een zoekkaart?
Extra leerdoel havo:
6. Kun je de naam van een organisme opzoeken met een determinatietabel?
Slide 3 - Diapositive
Herhaling basisstof
Een organisme is een levend wezen met levenskernmerken.
Slide 4 - Diapositive
Waarnemen
Organismen kun je waarnemen.
Alle organismen hebben kenmerken (eigenschappen) waaraan je een organisme kunt herkennen.
Slide 5 - Diapositive
Loep
Om alle details te kunnen zien van een organisme is het soms nodig om door een loep te kijken.
Zo kun je bijvoorbeeld goed de pootjes van de rups zien.
Slide 6 - Diapositive
www.bioplek.org
Slide 7 - Lien
Slide 8 - Vidéo
Microscoop onderdelen
Voordat je met een microscoop gaat werken moet je eerst een aantal onderdelen kennen.
Let op! Alle microscopen lijken op elkaar maar zijn niet allemaal hetzelfde.
Slide 9 - Diapositive
Microscoop gebruiken
Wanneer je de belangrijkste onderdelen kent kun je de microscoop gaan gebruiken.
Hoe dat in zijn werk gaat zie je in het volgende filmpje.
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Vidéo
diafragma
grote stelschroef
oculair
objectief
tubus
statief
voet
Slide 12 - Question de remorquage
De microscoop
oculair = een ooglens, vergroot 10x
tubus = houder van het oculair
revolver = draaibaar magazijn voor de objectieven
objectief = lens in de revolver. Vergroot 4x, 10x of 40x
tafel = hierop ligt het preparaat
statief = hieraan houd je de microscoop vast bij vervoeren
stelschroef = hiermee stel je het beeld scherp. Er is een grote stelschroef en een fijne stelschroef.
lamp = lichtbron
diafragma = hiermee regel je de hoeveelheid licht
voet = hierop staat de microscoop
Slide 13 - Diapositive
Onderzoek
Bij onderzoek met een microscoop maak je eerst een preparaat.
Slide 14 - Diapositive
Preparaat
Een preparaat bestaat uit:
een voorwerpglas
een dekglaasje
een voorwerp
Slide 15 - Diapositive
Preparaat maken
Om een preparaat te maken zijn de volgende materialen nodig:
een prepareernaald
een pincet
een flesje water
een filtreerpapiertje
Slide 16 - Diapositive
Stap 1
Pak een voorwerpglas
Doe er een druppeltje water op
Slide 17 - Diapositive
Stap 2
Pak het voorwerp met een pincet
Leg het in de druppel water op het voorwerpglas
Slide 18 - Diapositive
Stap 3
Pak de prepareernaald
Pak een dekglaasje
Laat het dekglaasje langzaam zakken
Slide 19 - Diapositive
www.bioplek.org
Slide 20 - Lien
pincet
prepareernaald
voorwerpglas
dekglaasje
water
voorwerp
Slide 21 - Question de remorquage
Biologische tekening
Om te beschrijven hoe iets eruitziet kun je het beste een tekening maken.
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Vidéo
Biologische tekening
Bij een natuurgetrouw tekening teken je precies na wat je ziet.
Bij een schematische tekening teken je alleen de belangrijkste onderdelen.
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Vidéo
Schematische tekening
In de biologie maken we bijna altijd een schematische tekening.
Voor een schematische tekening gelden een aantal tekenregels.
Slide 26 - Diapositive
Voorbeelden
1. geen details
2. geschetst
3. schuine lijnen
4. te klein
5. niet elke cel een eigen celwand
6. ingekleurd
7. niet alle lijnen even dik
8. overlapping
Slide 27 - Diapositive
Voorbeelden
1. schuine lijnen
2. te klein
3. geschetst
4. titel ontbreekt
5. niet in verhouding
6. tekst staat op de lijn
Slide 28 - Diapositive
Aanzicht
Teken je de buitenkant dan is er sprake van:
buitenaanzicht
Teken je de binnenkant dan is er sprake van:
lengtedoorsnede of
dwarsdoorsnede
Slide 29 - Diapositive
Slide 30 - Vidéo
Tekenregels
Welke tekening is beter?
En waarom?
Slide 31 - Diapositive
Wat is NIET goed aan deze tekening?
Slide 32 - Sondage
Vergroting
Wanneer je de tekening hebt gemaakt met behulp van een microscoop dan zet je altijd de vergroting erbij.
Hiernaast zie je hoe je de vergroting kunt berekenen.
Slide 33 - Diapositive
Jasmijn kijkt door haar microscoop. Haar oculair vergroot 10x en haar objectief vergroot 40x. Hoe vaak is haar beeld vergroot?
A
4x
B
10x
C
40x
D
400x
Slide 34 - Quiz
Determineren
Organismen hebben allemaal hun eigen kenmerken waaraan je ze kunt herkennen.
Deze kenmerken helpen om de naam op te zoeken van een organisme.
Determineren kan met behulp van een zoekkaart of een determinatietabel.
Opzoeken van de naam van een organisme.
Slide 35 - Diapositive
Indeling organismen
Organismen zijn in de biologie ingedeeld in groepen. De groep zoogdieren is weer onderverdeeld in kleinere groepen. Bijvoorbeeld planteneters, vleeseters en alleseters. Deze groepen kun je onder andere herkennen aan hun gebit.
Slide 36 - Diapositive
Zoekkaart
Hier zie je een zoekkaart voor muizen.
Niet alle muizen zijn knaagdieren.
Sommige muizen zijn insecteneters. Deze kun je onder andere herkennen aan hun gebit.
Slide 37 - Diapositive
Determinatietabel
Een determinatietabel is uitgebreider dan een zoekkaart.
Er staan verwijzingen in en op het eind zie je een plaatje.
Slide 38 - Diapositive
Aan de slag
1. Maak deze LessonUp (vragen) die klaarstaat in de klasLessonUp.
2. Maak de werkboekopdrachten paragraaf 1.2: opdracht....................... en kijk deze na!