2.8

2.8

Vertellen over de vakantie

Hoe was de vakantie?

Welke plaatsen heb je bezocht (visit)?

Wat was je hoogtepunt (highlight) van je reis (journey)?

Wat heb je gegeten?

Hoe was het weer?

Hoelang was je reis?

V = B                                                                  RS = T

                                   - S                                   NOO + I     

Beter laat dan nooit!

Meaning

Ik wil me graag inschrijven

zich inschrijven =  

enrol, to register

Ik heb te lang gesport:

Ik heb spierpijn =

I have muscular pain

Is er een speciale aanbieding?

Is there a special offer?

Wat is het verschil?

What's the difference?

Ik ga trouwen = 

I'm going to marry

Lezen jullie de nieuwsbrief?

Do you read the ...........?

15 procent korting op een abonnement

15 percent discount on a subsricption

Zullen: A voorstel, B belofte, C waarschijnlijkheid

A Zullen we morgen naar de bioscoop gaan?

B Ik zal voortaan mijn huiswerk maken.

C Hij zal morgen wel ziek zijn.

Probeer zoveel mogelijk zinnen te maken met zullen

1 Ik zal morgen wel werken. (probably)

2 Hij zal morgen wel het ontbijt maken.

3 U zal morgen wel naar de bioscoop gaan.

4 Wij zullen elkaar morgen wel aan de telefoon spreken.

5 Jullie moeten morgen naar je werk gaan. (fact)

Futurum

1 Over 1 maand ga ik op vakantie naar Canada.

2 Volgende week zal ik mijn salaris krijgen.

Opdracht 8B bladzijde 202

Stel vragen de ander geeft antwoord in de toekomst.

Huiswerk

Leer de woordenlijst 14.2

M de schrijfopdracht opdracht 10 blz. 203

M de leesopdracht opdracht 11

Vertel kort over je weekend. 

Mijn weekend was ........