H5

Lezen
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Lezen

Slide 1 - Diapositive

Lezen

Slide 2 - Diapositive

Weekplanning
  • Lezen
  • PO poëzie
  • Klaar? Maken van 5.3, opdr. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11 en 12





Slide 3 - Diapositive

Lezen

Slide 4 - Diapositive

Weekplanning
  • Lezen in nieuw boek
  • Maken 5.3 Lezen, opdr. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, blz. 89 - 95
  • 5.5 Woorden, opdr. 2, 3, 4, 5, 6, 9, 10, 11, 12, 13 en 14, blz. 106-113
  • Klaar? 5.3 Lezen, opdr. 9, 10, 11 en 12 





Slide 5 - Diapositive

Woorden
Spreekwoorden zijn vaste zinnen met een figuurlijke betekenis. Je kunt de zinnen niet veranderen. De pv staat meestal in de tt.
Uitdrukkingen zijn vaste combinaties van woorden met een figuurlijke betekenis. Je kunt de combinaties aanpassen aan de zin. De uitdrukking heeft geen ww.

Achter de wolken schijnt de zon. 
De beste stuurlui staan aan wal.
Met hart en ziel.
Op de valreep.

Slide 6 - Diapositive

Lezen!

Slide 7 - Diapositive

Weekplanning
  • 5.7 Grammatica zinsdelen, opdr. 1cdfgh, 3, 4, 6, 7, 8bcdefg
  • 5.7 Grammatica zinsdelen, extra opdrachten vanaf opdr. 9 (wat moet jij nog extra oefenen?)






Doel: ik kan een zin in zinsdelen verdelen en deze delen benoemen.

Slide 8 - Diapositive

Grammatica zinsdelen
  1. Hoe vind je de persoonsvorm (pv)?
  2. Wat is het werkwoordelijk gezegde (wg)?
  3. Hoe vind je het onderwerp (o)?
  4. Wat is de vindproef van het lijdend voorwerp (lv)?
  5. Hoe noem je het zinsdeel dat het lijdend voorwerp ontvangt?
  6.  Hoe noem je de overige zinsdelen?

Slide 9 - Diapositive

Grammatica zinsdelen
We geven.
We kunnen geven.
We kunnen een cadeau geven.
We kunnen een cadeau geven aan jou.
Morgen kunnen we misschien een cadeau geven aan jou.

Slide 10 - Diapositive

Bijwoordelijke bepaling(en)
  • Een bijwoordelijke bepaling (bwb) zegt iets over het gezegde of over de hele zin. Bijwoordelijke bepalingen geven antwoord op vragen als: wanneer, waar, hoe, hoeveel, waarom, waarheen, waardoor en waarmee.
  • In een enkelvoudige zin kan maar één onderwerp, gezegde, lijdend of meewerkend voorwerp staan, maar er kunnen meerdere bijwoordelijke bepalingen in voorkomen.
  • Een bijwoordelijke bepaling die uit een aantal woorden bestaat, begint vaak met een voorzetsel.
  • Ook zinsdelen die geen duidelijke vraag beantwoorden, zoals niet, misschien en hopelijk, kunnen bijwoordelijke bepaling zijn.






Slide 11 - Diapositive

Bijwoordelijke bepaling(en)

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Weekplanning
  • AF 5.7 Grammatica zinsdelen, opdr. 1cdfgh, 3, 4, 6, 7, 8bcdefg
  • 5.7 Grammatica zinsdelen, extra opdrachten vanaf opdr. 9 (wat moet jij nog extra oefenen?)
  • 5.8 Grammatica woordsoorten, opdr. 1, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, blz. 128-132
  • Klaar? 5.8 extra opdr. vanaf 10




Doel: Nieuwe woordsoorten (avnw + vvnw) leren.

Doel: ik kan een zin in zinsdelen verdelen en deze delen benoemen. Nee? Extra online oefenen en mij vragen.

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Slide 16 - Diapositive

Weekplanning

  • AF 5.8 Grammatica woordsoorten, opdr. 1, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, blz. 128-132
  • 5.9 Spelling, opdr. 1, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 10, 11 en 12, blz. 135 - 141






Doelen:
ik weet wat een tegenwoordig deelwoord is
ik kan bijvoeglijke naamwoorden goed spellen
ik kan trappen van vergelijkingen goed maken

Slide 17 - Diapositive

De docent wil de leerlingen graag helpen met leren.

Welke leerling wil dat niet?

Slide 18 - Diapositive

De docent I wil I de leerlingen I graag I helpen I met leren.
       ow           pv/wg       lv                     bwb      wg             bwb

Welke leerling I wil I dat I niet?
        ow                  pv/wg   lv    bwb


Slide 19 - Diapositive

De docent wil      de leerlingen graag helpen met leren.
lw    zn         hww  lw       zn               -            zww      vz     zn

Welke leerling wil     dat        niet?
vrvw        zn       zww   avnw    -

Slide 20 - Diapositive

Weekplanning

  • AF 5.8 Grammatica woordsoorten, opdr. 1, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, blz. 128-132
  • 5.9 Spelling, opdr. 1, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 10, 11 en 12, blz. 135 - 141
  • Klaar? 4.10, opdr. 1 t/m 9, blz. 73-76






Doelen:
ik weet wat een tegenwoordig deelwoord is
ik kan bijvoeglijke naamwoorden goed spellen
ik kan trappen van vergelijkingen goed maken

Slide 21 - Diapositive

Tegenwoordig deelwoord
Fietsend ga ik naar school.
Lachend lopen we door de gangen.
Juichend verlaten we de school.


De handeling is nog gaande.
Hele werkwoord + d

Slide 22 - Diapositive

De vergrote foto - Zij vergrootte de foto
Het huis is verbouwd - Het verbouwde huis
De lekker bereide maaltijd - Hij bereidde de maaltijd
Door de verpeste sfeer was het een stom feestje - Het verpestte de sfeer op het feestje

Slide 23 - Diapositive

VERGELIJKEN
Hij is groter dan ik ben.
Marie geeft meer geld uit aan kleding dan ik.
Pieter heeft net zoveel toetsen als ik.

Om op een goede manier te kunnen vergelijken moet je op de hoogte zijn van de trappen van vergelijking.


Slide 24 - Diapositive

Trappen van vergelijking
Je hebt deze trappen ook nodig om als en dan juist te kunnen gebruiken.

Slide 25 - Diapositive

Even oefenen

Slide 26 - Diapositive

ALS OF DAN?
als
dan
dan

Slide 27 - Diapositive

ALS OF DAN?
Lisette wil niet hetzelfde kapsel _______ haar tweelingzus.
A
als
B
dan

Slide 28 - Quiz

ALS OF DAN?
Voor dit geld verwacht ik betere service _______ de vorige keer.
A
als
B
dan

Slide 29 - Quiz

ALS OF DAN?
Het regent net zo hard _______ gisteren.
A
als
B
dan

Slide 30 - Quiz

ALS OF DAN?
Fritz is drie keer zo snel _______ vorig jaar.
A
als
B
dan

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Diapositive

Weekplanning

  • AF 5.9 Spelling, opdr. 1, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 10, 11 en 12, blz. 135 - 141
  • Alles nakijken! (= ook verbeteren hè?)
  • Klaar? 4.10 Media, opdr. 1 t/m 9
  • Klaar? Maak bij elke paragraaf een toetsvraag en/ of maak de oefentoets (staat ook op Magister).





Slide 33 - Diapositive

Oefentoets
2
A. Deze maand zou de volle maan zijn.

B. De volle maan schijnt ook helderder te zijn.
C. Dat verschijnsel noemt men dan een ‘supermaan’.
D. Helaas was de supermaan deze keer niet te zien aan de hemel.
E. Het heeft namelijk de hele nacht geregend.



Slide 34 - Diapositive

Oefentoets
Lees het krantenbericht.

 Rommelmarkt
Op zaterdag 15 november vindt de jaarlijkse rommelmarkt plaats in
ouderencentrum De Kern. In de voorafgaande week kunt u overtollige en bruikbare
spullen inleveren. Met de opbrengsten wordt voor de ouderen een gezellig
sinterklaasfeest bekostigd.

3. Noteer alle bijwoordelijke bepalingen uit het bericht. (2 pt.)








Slide 35 - Diapositive

Oefentoets
4. Schrijf de onderstaande zinnen over en verdeel ze in zinsdelen (denk om de witregel). Noteer boven de zinsdelen: o, wg of lv, mv, bwb. Let op: niet alle zinsdelen hoeven in elke zin voor te komen. (2 pt.)

A. De arts legde de patiënt in een gesprek uitgebreid de genezingskansen uit.
B. Daarna liep hij erg onrustig en gefrustreerd rond door het ziekenhuis.

Slide 36 - Diapositive

Oefentoets
9. Schrijf de zin over. Noteer onder elk woord de afkorting van de juiste woordsoort.

Kies uit: av – bn – bzv – ww – psv – vrv – vw – vz – zn (2 pt.)


Mijn baas is flexibel, maar wie betaalt mij voor overwerk?

Slide 37 - Diapositive

Weekplanning

  • AF 5.9 Spelling, opdr. 1, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 10, 11 en 12, blz. 135 - 141
  • Alles nakijken! (= ook verbeteren hè?)
  • Klaar? 4.10 Media, opdr. 1 t/m 9

  • Klaar? Maak bij elke paragraaf een toetsvraag  en laat een klasgenoot jouw vragen maken. Vervolgens kijk jij het na.
  • De oefentoets kun je ook thuis maken (staat ook op Magister).





Slide 38 - Diapositive