Persoonsvorm
1 / 20
La durée de la leçon est: 80 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Vidéo
Wat is de persoonsvorm in de voorbeeldzin?
"De persoonsvorm is altijd een werkwoord."
"De persoonsvorm is altijd een werkwoord."
A
De persoonsvorm
B
is
C
altijd
D
een werkwoord
Slide 4 - Quiz
Noteer de persoonsvorm.
Peter leest een thriller.
Slide 5 - Question ouverte
Noteer de persoonsvorm.
Hoe heet je?
Hoe heet je?
Slide 6 - Question ouverte
Noteer de persoonsvorm.
Tamar doet boodschappen.
Slide 7 - Question ouverte
Noteer de persoonsvorm.
Het is druk in de stad.
Slide 8 - Question ouverte
Noteer de persoonsvorm.
Voor het examen heb ik stress.
Slide 9 - Question ouverte
Noteer de persoonsvorm.
In de zomer schijnt de zon.
Slide 10 - Question ouverte
Noteer de persoonsvorm.
Wanneer vertrekt de trein?
Slide 11 - Question ouverte
Noteer de persoonsvorm.
Ik vlieg naar New York.
Slide 12 - Question ouverte
Slide 13 - Vidéo
Noteer de persoonsvorm en het onderwerp.
We gaan met vakantie naar Zuid-Frankrijk.
Slide 14 - Question ouverte
Noteer de persoonsvorm en het onderwerp.
Doe je veel aan sport?
Slide 15 - Question ouverte
Noteer de persoonsvorm en het onderwerp.
Weten jullie waar het postkantoor is?
Slide 16 - Question ouverte
Noteer de persoonsvorm en het onderwerp.
Francis houdt van lekker eten.
Slide 17 - Question ouverte
Noteer de persoonsvorm en het onderwerp.
Op zaterdagavond gaan veel jongeren naar de disco.
Slide 18 - Question ouverte
Noteer de persoonsvorm en het onderwerp.
Antonio en Gabriel schrijven een brief naar de directeur.
Slide 19 - Question ouverte
Noteer de persoonsvorm en het onderwerp.
Wie heeft zijn laptop niet meegebracht?
