Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Triage Quiz BBL 1
Slide 1 - Diapositive
Wat gaan we doen?
🩺 Maak teams van 2-3 personen
🩺 1 persoon logt in op de LessonUp
🩺 Verander je inlognaam in de namen van de teamleden
🩺 Overleg met elkaar
🩺 Geen hulpmiddelen toegestaan
🩺 Leuk prijsje voor de winnaars !
Slide 2 - Diapositive
Medische term voor een gehoorgang ontsteking ?
A
Otitis media acuta
B
Otitis externa
C
Mastoïditis
D
O.M.E
Slide 3 - Quiz
Wat is een alarmsymptoom dat kan wijzen op een mastoïditis bij een kind met oorpijn?
A
Loopoor met koorts
B
Pijn bij slikken en en moeite met openen van de mond
C
Afstaande oorschelp en drukpijn achter het oor
D
Pijn die niet weggaat ondanks het gebruik van pijnstilling
Slide 4 - Quiz
Bij welk symptoom moet een patiënt met oorpijn met urgentie U2 worden beoordeeld?
A
Oorpijn die al 6 dagen aanwezig is
B
Een loopoor met pijn die niet minder wordt
C
Ernstige algehele ziek indruk
D
Cerumenprop
Slide 5 - Quiz
Welke van de onderstaande patiënten valt onder urgentie U3 (dringend) bij oorklachten?
A
Volwassene met een loopoor langer dan 1 week
B
Kind van 1 jaar met tweezijdige oorpijn
C
Patiënt met een othematoom zonder verdere klachten
D
Volwassene met otitis externa
Slide 6 - Quiz
Welke klacht is typisch voor een otitis externa?
A
Loopoor na
verkoudheid
B
Cerumenophoping na zwemmen
C
Jeuk
D
Pijn achter het oor en afstaand oor
Slide 7 - Quiz
Wat is een juiste reden om contact op te nemen met de huisarts bij een loopoor?
A
Als het loopoor 3 dagen duurt
B
Als er ook sprake is van cerumen
C
Als het loopoor langer dan een week aanhoudt
D
Als de patiënt klaagt over jeuk
Slide 8 - Quiz
Wat is referred pain bij oorpijn?
A
Pijn die optreedt bij druk op het oor
B
Pijn die komt door cerumenophoping
C
Pijn in het oor die wordt veroorzaakt door een probleem elders, zoals bijholten of gebit
D
Pijn die ontstaat door verkoudheid
Slide 9 - Quiz
Wanneer is antibiotica bij otitis media acuta wél te overwegen?
A
Bij volwassenen met otitis externa
B
Bij kinderen jonger dan 4 jaar met oorpijn
C
Bij kinderen <2 jaar met dubbelzijdige oorontsteking
D
Bij alle kinderen met koorts en loopoor
Slide 10 - Quiz
Welke van onderstaande symptomen is het sterkste alarmsignaal bij een volwassene met koorts?
A
Diarree en verminderde eetlust
B
Koorts boven de 39 °C
C
Petechiën die niet wegdrukbaar zijn
D
Rillingen tijdens de koorts
Slide 11 - Quiz
Wanneer is het triage-urgentie U2 (spoed) bij een volwassene met koorts gerechtvaardigd?
A
Als de patiënt zwanger is
B
Als de patiënt recent in de tropen is geweest
C
Als de patiënt een koude rilling en sterk verminderde weerstand heeft
D
Als de patiënt paracetamol gebruikt zonder effect
Slide 12 - Quiz
Een patiënt heeft koorts, is 3 weken geleden terug uit Nigeria, en meldt nu hoofdpijn en misselijkheid. Wat moet je als eerste uitsluiten?
A
Influenza
B
Tyfus
C
Malaria
D
Sepsis
Slide 13 - Quiz
Een patiënt belt omdat hij sinds 6 dagen koorts heeft die telkens terugkomt. Hij is verder niet echt ziek, maar maakt zich zorgen. Welk advies is juist?
A
Meteen naar de huisartsenpost
B
Koorts is pas zorgelijk bij 40 °C of hoger
C
Contact opnemen met de huisarts in verband met koorts >5 dagen
D
Nog 2 dagen afwachten en temperatuur blijven meten
Slide 14 - Quiz
Bij een verdenking op CVA is de FAST-test afwijkend als:
A
Spraak, arm en gezicht allemaal uitvallen
B
Één of meer van de drie onderdelen afwijkend zijn én klachten recent zijn
C
Alleen als het gelaat scheef is icm spraakproblemen
Slide 15 - Quiz
Een patiënt meldt onduidelijke spraak en wankel lopen. De klachten begonnen 2 uur geleden. Wat is de juiste triagecategorie?
A
U1
B
U2
C
U3
D
U4
Slide 16 - Quiz
Welke bevinding maakt een TIA waarschijnlijker dan een CVA?
A
Klachten verdwijnen binnen 24 uur
B
Alleen gelaatsparese aanwezig
C
Bloeddruk is verhoogd
D
Patiënt is ouder dan 65
Slide 17 - Quiz
Situatie: Patiënt met hernia, toename pijn en krachtsverlies bij hoesten/persen. Urgentie?
( Geen tekenen van cauda equina syndroom )
A
U1
B
U2
C
U3
D
U4
Slide 18 - Quiz
Welke triage-urgentie hoort bij een patiënt met rugpijn én een bekende aorta-aneurysma?
A
U1
B
U2
C
U3
D
U4
Slide 19 - Quiz
Welke klacht past het meest bij een cauda equina-syndroom?
A
Pijn die uitstraalt naar de arm
B
Brandende pijn bij het plassen
C
Doof gevoel in het rijbroekgebied
D
Stijve spieren in de ochtend
Slide 20 - Quiz
Welke bevinding hoort bij een wervelmetastase als oorzaak van rugpijn?
A
Toename van pijn bij bewegen
B
Pijn neemt af in rust
C
Pijn 's nachts
D
Acute start van de pijn bij inspanning
Slide 21 - Quiz
Welke patiënt zou je in eerste instantie met de minste spoed zien?
A
Man, 50 jaar, rugklachten met uitstraling buik en vegetatieve klachten
B
Man, 42 jaar, pijn bij plassen, met vlagen uitstraling naar rug en koorts
C
Vrouw, 38 jaar, niet kunnen plassen en doof gevoel binnenzijde dijen
D
Vrouw, 50 jaar, hevige pijn in rug na tillen
Slide 22 - Quiz
Een 5-jarig kind wordt naar de praktijk gebracht nadat het een knoopcelbatterij heeft ingeslikt. De ouders melden dat het kind geen onmiddellijke klachten heeft, het voorwerp werd ongeveer 1 uur geleden ingeslikt. Wat is de juiste urgentie?
A
U1
B
U2
C
U3
D
U4
Slide 23 - Quiz
Een 45-jarige vrouw komt binnen met een metaalsplinter in haar oog. Ze heeft hevige pijn en heeft moeite om haar oog te openen. Er is sprake van roodheid en overmatige tranenvloed, maar geen zichtbare bloeding. Ze meldt dat het voorwerp niet dieper lijkt te zitten dan het oogoppervlak.
Wat is de juiste urgentie?
A
U1
B
U2
C
U3
D
U4
Slide 24 - Quiz
Wat is de juiste omschrijving van een ongecompliceerde urineweginfectie?
A
Een UWI zonder koorts bij een man of vrouw
B
Een UWI bij een gezonde, zwangere vrouw zonder koorts
C
Een UWI bij een gezonde, niet-zwangere vrouw zonder koorts
D
Een UWI bij iemand met een katheter
Slide 25 - Quiz
Wat is de eerste keus antibiotica bij een ongecompliceerde UWI bij een vrouw?
A
Trimethoprim 1 dd 300 mg, 3 dagen
B
Nitrofurantoïne 2 dd 100 mg retard 5 dagen
C
Fosfomycine 3 g eenmalig
D
Amoxicilline/clavulaanzuur 3 dd 500/125mg
Slide 26 - Quiz
Een 68-jarige man met een suprapubische katheter belt omdat hij pijn in de onderbuik heeft en de katheter geen urine meer doorlaat. Hij heeft lichte koorts. Welke urgentieklasse past hierbij?
A
U1
B
U2
C
U3
D
U4
Slide 27 - Quiz
Welke bewering over hematurie is juist?
A
Hematurie is altijd een spoedsituatie
B
Hematurie is meestal onschuldig en geen reden voor verder onderzoek
C
Hematurie kan voorkomen bij blaasontsteking, vereist wel controle
D
Hematurie duidt vaak op een tumor in de urinewegen
Slide 28 - Quiz
Een 35-jarige vrouw belt met pijn bij het plassen, frequent urineren en 39°C koorts. Ze heeft geen buikpijn. Wat is de meest passende urgentie?
A
U2 – Spoed
B
U3 – Dringend
C
U4 – Niet dringend
D
U5 – Advies
Slide 29 - Quiz
De laatste vraag ; een benaderingsvraag! Ongeveer hoeveel procent van de vrouwen krijgt in haar leven minstens één keer een ongecompliceerde urineweginfectie waarvoor zij de huisarts bezoekt / urine laat onderzoeken ?