4.3 Beenverbindingen

Thema 4 Stevigheid en beweging
4.3 Beenverbindingen


We beginnen met herhaling..
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Thema 4 Stevigheid en beweging
4.3 Beenverbindingen


We beginnen met herhaling..

Slide 1 - Diapositive

Het skelet van een baby bestaat uit ongeveer...?
A
100 botten
B
350 botten
C
206 botten
D
75 botten

Slide 2 - Quiz

De botten van kinderen zijn...?
A
Buigzaam
B
Hard

Slide 3 - Quiz

Welke vorm heeft de wervelkolom?
A
S-vorm
B
Dubbele e-vorm
C
Dubbele s-vorm
D
E-vorm

Slide 4 - Quiz

Wat zit er tussen de wervels?
A
Kraakbeen
B
Botten
C
Niks

Slide 5 - Quiz

De botten in je wervelkolom
heten...?
A
wervelkolommen
B
kraanbeenringen
C
wervels
D
uitstulpingen

Slide 6 - Quiz

Al je botten in je lichaam vormen samen de...?
A
Schedel
B
Beenderstelsel of skelet
C
Wervels
D
Bekken

Slide 7 - Quiz

Waar kan je lichaam door
bewegen?
A
Alleen door botten
B
Door botten en spieren samen
C
Alleen door spieren

Slide 8 - Quiz


Wat wordt aangegeven met 2?
1
2
3
A
Wervelkolom
B
Borstbeen
C
Ribben
D
Sleutelbeen

Slide 9 - Quiz


Wat wordt aangegeven met 3?
1
2
3
A
Wervelkolom
B
Borstbeen
C
Ribben
D
Sleutelbeen

Slide 10 - Quiz


Wat wordt aangegeven met 1?
1
2
3
A
Wervelkolom
B
Borstbeen
C
Ribben
D
Sleutelbeen

Slide 11 - Quiz

Noem eens een ander woord voor botten?
A
Skelet
B
Beenderen
C
Geraamte

Slide 12 - Quiz


Hoe noemen we nummers 1 en 2?
1
2
A
1 = schouderblad 2 = ribben
B
1 = sleutelbeen 2 = schouderblad
C
1 = schouderblad 2 = sleutelbeen
D
1 = ribben 2 = sleutelbeen

Slide 13 - Quiz

Waar vind je GEEN kraakbeen in je lichaam?
A
Het oor
B
De neus
C
De onder en bovenkaak
D
De wervelkolom

Slide 14 - Quiz

Thema 4 Stevigheid en beweging
4.3 Gewrichten

Slide 15 - Diapositive

4.3 Gewrichten
In je been heb je een dijbeen en een scheenbeen.
Daartussen zit je knie.
Door de knie kun je je been buigen.
Daardoor kun je soepel bewegen.

Slide 16 - Diapositive

De knie is een gewricht.
Een gewricht is een verbinding tussen 2 botten.
Door een gewricht kunnen de botten gemakkelijker bewegen.

Slide 17 - Diapositive

Links zie je een de doorsnede van een gewricht.

Het uiteinde van 1 bot is bol. Dit heet de gewrichtskogel.
Het uiteinde van het andere bot is hol. Dit is de gewrichtskom.

Slide 18 - Diapositive

De gewrichtskogel beweegt in de gewrichtskom. Deze beweging gaat soepel door kraakbeen en gewrichtssmeer.


Op de kop van elk bot zit een laagje kraakbeen. Door dit kraakbeen kunnen de botten gemakkelijker bewegen en het beschermt de botten tegen slijten.

Slide 19 - Diapositive

Tussen de botten zit gewrichtssmeer.
Dit werkt als een soort smeervet.

Door het gewrichtssmeer kunnen de botten soepeler bewegen.

Slide 20 - Diapositive

Om het gewricht zit een stevig vlies. Dit is het gewrichtskapsel.
Het gewrichtskapsel houdt de botten bij elkaar.

Het gewrichtskapsel maakt ook het gewrichtssmeer.

Slide 21 - Diapositive

Om sommige gewrichten zitten ook nog kapselbanden.
Bijvoorbeeld bij het heupbeen en het dijbeen.

Kapselbanden zijn een extra versteviging.
Ze helpen mee om de botten op hun plaats te houden.

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

Slide 24 - Vidéo

Oefenen
Maken: opdrachten van 4.3
Klaar? Ga de test jezelf maken van 4.3

Heb je alles van 4.1 tot en met 4.3 gemaakt én de 'test jezelfs' gemaakt? Dan mag je wat voor jezelf doen.

Slide 25 - Diapositive

Volgende les

Slide 26 - Diapositive