TaalCompleet 7.4

TaalCompleet 7.4

Ik kan, wij kunnen   -   ik mag, wij mogen

ik kan

jij kan/kunt

kan/kun jij?

u kan/kunt

hij/zij kan 

wij kunnen

jullie kunnen

zij kunnen

ik mag

jij mag

mag jij?

u mag

hij/zij mag

wij mogen

jullie mogen

zij mogen

Rajab ... goed leren

1. kan
2. mag

Je ... hier 80 km per uur.

1. kan
2. mag

Rama ... eerder naar huis

1. kan
2. mag

Maryam en Aya ... mooi schrijven.

1. kunnen
2. mogen

De kinderen ... naar het feest

1. kunnen
2. mogen

Wij ... om 8.00 uur met de bus.

1. kunnen
2. mogen

Jullie ... goed lezen.

1. kunnen
2. mogen

Jij ... naar de wc.

1. kan
2. mag

Wat is de goede vorm van ''kunnen''

Hij ... dinsdag komen.

Wij ... de trein nemen.

Jij ... de trui daar passen.

De deuren ... niet op slot.

Je ... hier niet roken.

Wat is de goede vorm van ''mogen''

Wij ... geen Arabisch praten in de les.

Emma ... geen melk drinken

... ik een gum?