H3 3.1_3.2_Meiose_HTM

Sleutelen aan erfelijkeheid, vroeger en nu
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 70 min

Éléments de cette leçon

Sleutelen aan erfelijkeheid, vroeger en nu

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
1. Je weet wat veredelen en biotechnologie is.
2. Je kunt aangeven wat het belangrijkste verschil is tussen geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting.
3 Je kunt uitleggen welke cellen in het lichaam diploïd zijn en welke haploïd
4. Je kunt beschrijven welke verschillen er zijn tussen de mitose en de meiose (doel van beide soorten celdelingen).
5. Je kunt beschrijven waarin de meiose bij de man verschilt van die bij de vrouw.

Slide 2 - Diapositive

Verbeteren soorten: Veredelen

Door planten met de goede eigenschappen met elkaar te kruisen kun je planten kweken met nog betere eigenschappen. Bijvoorbeeld planten die goed tegen wat droogte kunnen maar die ook ongevoelig zijn voor bepaalde ziekten. 


  • heet 'fokken' bij dier
  • heet 'veredelen' bij plant

Slide 3 - Diapositive

Hoe maak je betere planten?
Veredelen gaat in vier stappen:
1. De kweker kiest planten met de beste eigenschappen. Hij wil bijvoorbeeld een sterke plant met roze bloemen. Hij brengt het stuifmeel van een sterke plant met paarse bloemen aan op de stempel van een plant met roze bloemen. Dit heet kruisen.
2. Uit de zaden die hierdoor ontstaan kweekt hij nieuwe planten
3. uit deze planten selecteert hij de beste en kruist hiermee verder. 
4. Wanneer hij de planten heeft die hij wilt gaat hij ze ongeslachtelijk vermeerderen. (stekken, bollen, weekselkweek)

Slide 4 - Diapositive

Opbrengst vergroten
(veredelen)

Op deze manier zijn uit de wilde kool ook allerlei bekende voedselgewassen gekweekt. Spruitjes, bloemkool en rode kool.
Het nadeel van dit veredelen is dat het vaak heel lang duurt totdat je de gewenste eigenschappen bij elkaar hebt.

Met moderne biotechnologie zijn we tegenwoordig in staat om een gunstige eigenschap van een plant in te bouwen bij een andere. Er wordt dan een stukje DNA van de ene soort overgebracht naar de andere.

Slide 5 - Diapositive

Opbrengst vergroten
(veredelen)


Met moderne biotechnologie (productie voedingsmiddelen, genotsmiddelen, etc) zijn we tegenwoordig in staat om een gunstige eigenschap van een plant in te bouwen bij een andere. Er wordt dan een stukje DNA van de ene soort overgebracht naar de andere: Gentechnologie (recombinant-DNA-techniek).

Slide 6 - Diapositive

2n --> 3n of 4n
soortkruisingen mogelijk wanneer het aantal chromosomen vermeederd.
  • broodtarwe (3n): spontane kruising tussen 3 grassoorten
  • aardappel (4n)
  • Opzettelijk door colchicine

Slide 7 - Diapositive

Methoden voor verbetering van organismen
  • veredelen of fokken: nakomelingen met de meest gunstige eigenschappen worden geselecteerd om verder te kruisen. Hierdoor worden de meest gunstige eigenschappen in de nakomelingen gekregen. * Wilde soort (minder gevoelig voor ziekten) -->wereldzaadbank

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Methoden voor verbetering van organismen
  • veredelen of fokken: nakomelingen met de meest gunstige eigenschappen worden geselecteerd om verder te kruisen. Hierdoor worden de meest gunstige eigenschappen in de nakomelingen gekregen. * Wilde soort (minder gevoelig voor ziekten) -->wereldzaadbank
  • recombinant-DNA-technieken: DNA wordt ingebracht, eventueel van een ander soort, om de gewenste eigenschappen te krijgen, bijv resistentie bij planten.

Slide 10 - Diapositive

Geslachtelijke Voortplanting

Slide 11 - Diapositive

Geslachtscellen (gameten)
Somatische cellen
Meiose

Slide 12 - Diapositive

Geslachtelijke voortplanting
Reductiedeling: meiose

jongens: vanaf puberteit
meisjes: foetale ontwikkeling --> delingsproces wordt elke maand hervat

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

n = 23

Cel van mens: 2n

= diploïd

Slide 15 - Diapositive

2n (diploid) / n (haploid)

Slide 16 - Diapositive

Zygote (2n): direct na versmeling van 2 haploïde cellen (n)

Slide 17 - Diapositive

Meiose
1 diploïde cel
wordt
4 haploïde cellen

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Meiose

Slide 20 - Diapositive

Meiose I

Slide 21 - Diapositive

Mitose
Meiose

Slide 22 - Diapositive

Meiose I:
homologe chromosomen rangschikken zich paarsgewijs
Eind: 2 haploide cellen

Slide 23 - Diapositive

Meiose II: chromatiden worden uit elkaar getrokken.
Deze fase verloopt zoals de mitose, met het verschil dat er geen paren meer zijn.

Slide 24 - Diapositive

Spermatogenese

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

2n (diploid) / n (haploid)

Slide 30 - Diapositive

Recombinatie
Door geslachtelijke voortplanting zijn veel verschillende combinaties mogelijk door de versmelting van de geslachtscellen, 
er vindt recombinatie plaats (weer-combinatie). 
Voordeel: 
1) Wisselende omstandigheden. 
2) Vindt daarbij natuurlijke selectie plaats, dan heeft de best aangepaste de meeste kans om nakomelingen te krijgen.
3) Slechte eigenschappen uit het genetische bestand verwijderen.

Slide 31 - Diapositive

Leg het begrip diploïd uit.

Slide 32 - Question ouverte

Waar bij hoort deze formule:
2N > N + N
A
Mitose
B
Meiose I
C
Meiose II
D
Bevruchting

Slide 33 - Quiz

Bij welk proces treedt bij de meeste dieren meiose op?
A
Vorming gameten (geslachtscellen)
B
ongeslachtelijke voortplanting
C
versmelting geslachtscellen
D
deling van huidcellen

Slide 34 - Quiz

Welke combinatie is de juiste?
Een diploïde cel van een mens heeft:
A
2N chromosomen (46 stuks)
B
N chromosomen (46 stuks)
C
2N chromosomen (23 stuks)
D
N chromosomen (23 stuks)

Slide 35 - Quiz

Wat is het doel van meiose ?
A
ongeslachtelijke voortplanting
B
bevruchting
C
groei, herstel & vervanging
D
reduceren van het aantal chromosomen

Slide 36 - Quiz

Hoe geef je meiose II schematisch weer? (gebruik n)

Slide 37 - Question ouverte


A
schema 1
B
schema 2
C
schema 3
D
schema 4

Slide 38 - Quiz

Een alien bevat 60 chromosomen. Hoe groot is N?
A
schema 120
B
schema 60
C
schema 30
D
schema 15

Slide 39 - Quiz

Opdrachten
3.2.3
3.2.4

Slide 40 - Diapositive