Variëren in zinslengte

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Starten met stillezen

Filmpje

Hierna volgt er een filmpje van Nieuw Nederlands.

Bespreken opdracht 1 en 2 blz. 242

Formuleren P5 bij elkaar zetten wat bij elkaar hoort

Terugblik: welke woorden in een zin horen bij elkaar te staan?

DOEL

- Je leert variëren in zinslengte.

Waarom?

Om een tekst aantrekkelijker te maken.

Formuleren

Variëren in zinslengte

Je maakt een tekst aantrekkelijk door variatie in woordkeus en zinsopbouw. 

Daarnaast speelt de zinslengte een rol.

Te veel lange of korte zinnen achter elkaar maken een tekst saai. Je tekst gaat meer leven als je lange en korte zinnen afwisselt.

Variëren in zinslengte

- Lange zinnen zijn vaak samengestelde zinnen met meer dan 1 persoonsvorm.

- Korte zinnen zijn vaak enkelvoudige zinnen met maar 1 persoonsvorm.

Pas op voor te lange zinnen: ze zijn vaak moeilijker te begrijpen en je maakt sneller een formuleringsfout.

Filmpje

Hierna volgt er een filmpje van Nieuw Nederlands.

Kijk het filmpje goed, daarna volgen een aantal quizvragen.

Samengestelde zinnen hebben altijd

1. maar 1 persoonsvorm
2. hebben geen persoonsvorm
3. geen idee
4. meerdere persoonsvormen

Wat zijn samengestelde zinnen?

1. Ik wil nog blijven, maar het mag niet van mijn moeder.
2. Ik wil graag naar huis toe lopen.
3. Wij gaan op de fiets naar school of ik rij met mijn moeder mee.
4. De school heeft door griep veel lesuitval.

Herken de
samengestelde zinnen.

1. Ron leest een boek en Lisa leest een krant.
2. Nadat ik veel ijs at, werd ik misselijk.
3. Sneep zit Harry altijd dwars.
4. In Ede kun je goed wandelen, fietsen, eten én drinken.

Als je samengestelde zinnen maakt ...

1. Gebruik je een puntkomma.
2. Gebruik je een dubbele punt.
3. Gebruik je verbindingswoorden.
4. Gebruik je signaalwoorden.

Herken de
samengestelde zinnen.

1. Ron leest een boek en Lisa leest een krant.
2. Ron en Mia eten veel ijs.
3. Je denkt steeds aan de vakantie.
4. Marie heeft het vaat gewassen.

Welke zinnen zijn samengestelde zinnen?

1. Mijn buurjongen was zijn zusje weer eens vergeten.
2. Banjer rent door het park en zijn baasje rent erachteraan.
3. Toen het begon te waaien, deden we snel onze jas aan.
4. De dansjes van Tiktok zijn heel populair tegenwoordig.

Maken:P6 formuleren

Maken:

Opdracht 1 en 2