Hoofdstuk 5 Quiz rechtsstaat

Quiz hoofdstuk 5 Rechtsstaat
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijleerMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Quiz hoofdstuk 5 Rechtsstaat

Slide 1 - Diapositive

Quiz hoofdstuk 5
Welkom!
Je hoeft niets te pakken

Slide 2 - Diapositive

Quiz
Ingedeeld in groep  --> antwoord via wisbordje

Overleg zachtjes

Prijs voor de winnaars

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Waar of niet waar ?
Overtredingen zijn erger dan misdrijven.
Waar
Niet waar

Slide 5 - Question de remorquage

Wie spreekt het vonnis uit tijdens een rechtzaak?
A
Rechter
B
Advocaat
C
Officier van Justitie
D
Getuigen

Slide 6 - Quiz

Hoe noem je de uitspraak van een rechter?
A
Het vonnis
B
Een dagvaarding
C
Het proces-verbaal
D
Een strafblad

Slide 7 - Quiz

Wat is een autoritaire staat?

Slide 8 - Question ouverte

Wat betekent censuur?
A
Het stoppen van nepnieuws.
B
Dat de overheid controleert wat er mag worden gezegd en geschreven voordat het naar buiten komt.
C
Alles wat je zegt mag, zonder regels.
D
Het controleren van hoeveel mensen tv kijken.

Slide 9 - Quiz

Wie bepaalt of iemand voor de rechter moet verschijnen?
A
Officier van Justitie
B
Advocaat
C
Politie
D
Rechter

Slide 10 - Quiz

Wat weet jij over de aanklacht?
De ....................... leest de aanklacht voor.

Slide 11 - Question ouverte

Wat is het verschil tussen preventie en repressie?

Slide 12 - Question ouverte

“De gevangenissen moeten veel minder luxe hebben. Geen tv of radio. Gewoon een kale cel, zodat gevangenen alle tijd hebben om over hun gedrag na te denken.” Degene die deze uitspraak doet, wil meer PREVENTIE / REPRESSIE, want …

Slide 13 - Question ouverte

Repressie (harder straffen) om criminaliteit te bestrijden hoort bij
A
Linkse partijen
B
Middenpartijen
C
Rechtse partijen

Slide 14 - Quiz

Preventie (voorkomen) om criminaliteit te bestrijden hoort vooral bij
A
Linkse partijen
B
Middenpartijen
C
Rechtse partijen

Slide 15 - Quiz

Zet het verloop van een rechtszaak in de goede volgorde
Uitspraak/ Vonnis
Advocaat houdt toespraak
Verhoor getuigen
Aanklacht
Opening
Verhoor verdachte
Officier van Justitie aan het woord
Laatste woord verdachte

Slide 16 - Question de remorquage

Welk begrip past hierbij?
De officier van justitie laat iemand niet voor de rechter laten komen wegens gebrek aan bewijs
A
schikken
B
marchanderen
C
Vervolgen
D
seponeren

Slide 17 - Quiz

Wat is het legaliteitsbeginsel?
A
Naast rechten hebben we ook plichten.
B
Je kan niet twee keer worden vervolgd.
C
Iets is alleen strafbaar als het in de wet staat.
D
De overheid kan ook strafbaar zijn.

Slide 18 - Quiz

Verdachte
Rechter
Officier van justitie
Advocaat

Slide 19 - Question de remorquage

Wie klaagt de verdachte aan?
A
de rechter
B
de verdachte
C
de advocaat
D
de officier van justitie

Slide 20 - Quiz

Noem 4 risicofactoren op criminaliteit (per antwoord 1 punt)

Slide 21 - Question ouverte

Het stelen van een fiets is een..
A
Misdrijf
B
Overtreding

Slide 22 - Quiz

Wat is een Grondwet?
A
Een wet waarin staat op grond waarvan een rechter iemand kan veroordelen.
B
Een wet waar de grondrechten van de bevolking in staan.
C
Een wet waarin staat hoe de overheid met de Nederlandse grond om moet gaan.

Slide 23 - Quiz

Wat zijn grondrechten?

Slide 24 - Question ouverte

Wat is de definitie van criminaliteit?

Slide 25 - Question ouverte

Wat is het voordeel van Halt?

Slide 26 - Question ouverte

In Nederland bestaat de trias politica.
De trias politica betekent

A
de invloed van politieke partijen
B
de mensenrechten en plichten.
C
de scheiding van de politieke macht.
D
vrije en geheime verkiezingen.

Slide 27 - Quiz

wat is boycotten?
A
producten kopen uit landen waar we handel mee drijven
B
geen producten kopen uit landen die niet goed omgaan met mensenrechten
C
producten verkopen uit landen waar we handel mee drijven
D
geen producten kopen uit landen die geen euro hebben

Slide 28 - Quiz

Materiële schade is?
A
Schade die in geld is uit te drukken
B
Schade die je niet ziet en niet in geld kunt uitdrukken

Slide 29 - Quiz

Wie is verantwoordelijk voor de uitvoerende macht?

Slide 30 - Question ouverte

In een rechtsstaat:
A
hebben burgers rechten en plichten en de overheid niet.
B
hebben burgers en overheid allebei rechten en plichten.
C
hebben burgers rechten en de overheid plichten.
D
hebben burgers plichten en de overheid rechten.

Slide 31 - Quiz

Wanneer mag de politie je fouilleren?

Slide 32 - Question ouverte

Waarom straffen we eigenlijk, noem zoveel mogelijk doelen van straffen

Slide 33 - Question ouverte

Door rood licht rijden = overtreding / misdrijf?

Slide 34 - Question ouverte

Met alcohol op rijden = overtreding / misdrijf?

Slide 35 - Question ouverte

Criminaliteit is tijdgebonden. Geef er een voorbeeld van (2 = 2 punten)

Slide 36 - Question ouverte

Criminaliteit is plaatsgebonden. Leg uit!

Slide 37 - Question ouverte

Wanneer krijgt iemand TBS opgelegd?

Slide 38 - Question ouverte

Een rechter kan verschillende hoofdstraffen geven. Noem drie hoofdstraffen (1p per goed antwoord)

Slide 39 - Question ouverte

Wat is de trias politica en wat is het doel?

Slide 40 - Question ouverte

Slide 41 - Lien

Aan de slag
met je PO

Deadline: 16 mei 23.59 uur
Te laat = punt eraf

Slide 42 - Diapositive