DA33 O.a. bijwoorden, bvn, bvb, bwp en tussenwerpselss

DevelsteinCollege vwo3
Deze LessonUp gaat over:
  • Bijwoorden
  • Bijvoeglijk naamwoorden
  • Tussenwerpsels
  • Bijvoeglijke bepaling
  • Bijwoordelijke bepaling
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

DevelsteinCollege vwo3
Deze LessonUp gaat over:
  • Bijwoorden
  • Bijvoeglijk naamwoorden
  • Tussenwerpsels
  • Bijvoeglijke bepaling
  • Bijwoordelijke bepaling

Slide 1 - Diapositive

Wat is het verschil tussen een bijwoord en een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 2 - Carte mentale

Verschil bijwoord en bijvoeglijk naamwoord
WOORDSOORTEN
Bijvoeglijk naamwoord zegt iets over:
Een zelfstandig naamwoord (Een mooie fiets) of over een voornaamwoord  

Een bijwoord niet, want dat zegt iets over:
Een bijvoeglijk naamwoord (Een erg mooie fiets)
Een ander bijwoord ( Een heel erg mooie fiets)
Een werkwoord (Hij fietste snel)

Slide 3 - Diapositive

Dat vind ik super spannend.

'super' is een:
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Bijwoord

Slide 4 - Quiz

Zij zijn de beste van Europa.

'beste' is een:
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Bijwoord

Slide 5 - Quiz

Sommige hobby’s zijn levensgevaarlijk.
'levensgevaarlijk' is een:
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Bijwoord

Slide 6 - Quiz

Schrijf een zin waarin je een bijvoeglijk naamwoord en een bijwoord verwerkt. Twee aparte zinnen mag ook.

Slide 7 - Question ouverte


Schrijf een zin waarin je één of meerdere tussenwerpsels hebt verwerkt.

Slide 8 - Question ouverte

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Slide 11 - Vidéo

Opdracht
Overleg in twee- of drietallen over de volgende vraag:
Wat is het verschil tussen een bijvoeglijke bepaling en bijwoordelijke bepaling?

Schrijf het antwoord in 
maximaal twee zinnen op
timer
3:00

Slide 12 - Diapositive

Wat is jullie antwoord?

Slide 13 - Question ouverte

De grote uil, daar op de tak, zoekt haar snelle prooien in het gras.

Hoe kan 'daar op de tak' worden benoemd?

Slide 14 - Question ouverte

De grote uil, daar op de tak, zoekt haar snelle prooien in het gras.

Welke bijvoeglijke bepaling(en) staat/staan in deze zin?

Slide 15 - Question ouverte

De grote uil, die daar op de tak, zoekt haar snelle prooien in het gras.

Welke bijwoordelijke bepaling(en) staat/staan in deze zin?

Slide 16 - Question ouverte

Einde van deze lessonup

Slide 17 - Diapositive