5.3.3.

• Spelling
• Basisschool
• Groep 8

Blok 5 - Week 3 - Les 3

Dictee

Herhaling: woordsoorten / zinsdelen

Doel: Meewerkend voornaamwoord

Uitleg: Blz. 14

Woord 1

Woord 2

Woord 3

Zin 1

Zin 2

Zin 3

'Ik ken de volgende drie Zuid-Amerikaans landen Peru, Brazilië en Argentinië,' zegt Pieter.
Dubbele punt achter?

1. volgende
2. drie
3. Zuid-Amerikaanse
4. landen

'Ik ken de volgende drie Zuid-Amerikaans landen Peru, Brazilië en Argentinië,' zegt Pieter.
bijv. mw.?

1. volgende
2. drie
3. Zuid- Amerikaanse
4. landen

Ze antwoord: 'Ik denk aan Chili, want daar komt mijn familie vandaan.'
voegwoord?

1. Ik
2. denk
3. want
4. daar

Ze antwoord: 'Ik denk aan Chili, want daar komt mijn familie vandaan.'
persoonlijk vnw.?

1. Ik
2. denk
3. want
4. vandaan

Ze antwoord: 'Ik denk aan Chili, want daar komt mijn familie vandaan.'
Bezittelijk vnw.?

1. Ze
2. aan
3. want
4. mijn

'Ik ben daar nog nooit geweest,' zegt Eva.
persoonlijk vnw.?

'Ik ben daar nog nooit geweest,' zegt Eva.
Bepaling van plaats?

'Ik ben daar nog nooit geweest,' zegt Eva.
Bepaling van tijd?

Meewerkend voorwerp.

Het meewerkend voorwerp zegt voor/aan wie het is.

Voor/aan wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp.

Tip!!! Zet voor / aan in de zin.

Maandag hebben wij hem thuis het nieuws verteld.

Lieke zingt vanmiddag in de woonkamer een liedje voor haar oom.

Binnenkort geven wij hun een verjaardagscadeau.

Aanstaande dinsdag brengen wij de patiënten een bezoekje in het ziekenhuis.

baps.secure.malmberg.nl