Schritt 20

Wiederholung (herhaling)
In Schritt 20 heb je het bezittelijk voornaamwoord geleerd. We gaan nu kijken hoe goed je het bezittelijk voornaamwoord in het Duits kunt toepassen.
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Wiederholung (herhaling)
In Schritt 20 heb je het bezittelijk voornaamwoord geleerd. We gaan nu kijken hoe goed je het bezittelijk voornaamwoord in het Duits kunt toepassen.

Slide 1 - Diapositive

wat zijn de DUITSE bezittelijke voornaamwoorden?

Slide 2 - Carte mentale

Bezittelijke voornaamwoorden.
Wat bepaalt ook alweer de 'uitgang' van een bezittelijk voornaamwoord?
A
Wat mooier klinkt.
B
Het geslacht van het onderwerp van de zin.
C
Het geslacht van het woord waarop het bezittelijk vnmw betrekking heeft?
D
Geen idee.

Slide 3 - Quiz

Welke bezittelijke voornaamwoorden zijn er in het Duits?

Slide 4 - Diapositive

Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een extra E ?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 5 - Quiz

Vervoeg het bezittelijk voornaamwoord:
Dies ist (mijn)…...Buch (o)


A
meine
B
meiner
C
meines
D
mein

Slide 6 - Quiz

vertaal het bezittelijk voornaamwoord

Das sind (onze) Eltern
A
meine
B
dien
C
ihre
D
unsere

Slide 7 - Quiz

Het bezittelijk voornaamwoord wordt op dezelfde manier vervoegd als "ein"
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een extra E ?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 9 - Quiz

vertaal het bezittelijk voornaamwoord:

Maaike ist (haar) Freundin.
A
meine
B
seine
C
ihre
D
eure

Slide 10 - Quiz

vertaal het bezittelijk voornaamwoord:

Das ist ( uw) Fahrrad (o).
A
ihr
B
Ihre
C
ihre
D
Ihr

Slide 11 - Quiz

Vervoeg het bezittelijk voornaamwoord:
Dies ist (mijn)…...Buch


A
meine
B
meiner
C
meines
D
mein

Slide 12 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord
Kies het juiste antwoord.
mijn ... Vater
A
mein
B
meine

Slide 13 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord:

Das ist (haar) Bruder
A
ihr
B
ihres
C
ihre

Slide 14 - Quiz

Het bezittelijk voornaamwoord wordt op dezelfde manier vervoegd als "ein"
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 16 - Question ouverte

Wat heb je geleerd deze les?
Wat heb je geleerd deze les?

Slide 17 - Question ouverte