1.3 De eerste steden

1 / 15
suivant
Slide 1: Vidéo
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Vidéo

1.3 De eerste steden

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Leerdoelen
In deze paragraaf leer je:
  1. Hoe de eerste stedelijke gemeenschappen ontstonden, en 
  2. welke hiërarchie in de steden was. 

Slide 4 - Diapositive

1.3 De eerste steden
Rond 7.000 v.Chr. ontstonden de eerste steden in de vruchtbare halve maan
  • Een stad verschilt van een dorp door:
  • een voedseloverschot waarmee handel gedreven kan worden
  • er is specialisatie van beroepen
  • Hiërarchie in de samenleving 


Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

1.3 De eerste steden
Om een samenleving goed te leiden waren er leiders nodig om alles in goede banen te leiden. Er ontstaat een hiërarchie (gelaagde samenleving): 

  1. De monarch (koning)
  2. Priesters (onderhouden contact met de goden)
  3. Ambtenaren (helpen bij het bestuur) 
  4. Handelaren en ambachtslieden
  5. Boeren en slaven

Het eiland Dilmu (Bahrein), was de belangrijkste markt in het Perzisch golfgebied. 
Tekst

Slide 7 - Diapositive

1.3 De eerste steden
  • In de steden was men polytheïstisch: zij aanbaden meerdere goden
  • Ook het schrift was noodzakelijk:
    1. Bijhouden van voorraden en belasting
    2. Vastleggen van afspraken
    3. Doorgeven van kennis
  • Met de uitvinding van het spijker- en hiërogliefenschrift kwam een eind aan de prehistorie in het Midden-Oosten. 
  • Een voorbeeld: de wetscodex van Hammurabi

Slide 8 - Diapositive

Een kalkstenen tablet, met redenen waarom mensen niet op hun werk verschenen, c.a. 1250 v.Chr. 
Ik moest bier brouwen
Ik ben door een schorpioen gestoken
Ik dronk bier met mijn vader
Mijn moeder was ziek 
Mijn dochter bloedde
Ik moest stenen halen 

Slide 9 - Diapositive

Ca. 1780 v.C. 

Slide 10 - Diapositive

229. Als een bouwer voor iemand een huis bouwt en het niet goed bouwt, en het huis dat hij bouwde erin valt en de eigenaar ervan doodt, dan zal die bouwer ter dood worden gebracht.

230. Als het de zoon van de eigenaar doodt, wordt de zoon van die bouwer ter dood gebracht.


Slide 11 - Diapositive

196. Als een man het oog van een andere man uitdooft, zal zijn oog worden uitgezet.

197. Als hij het bot van iemand anders breekt, zal zijn bot worden gebroken.


Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Oefenen a.d.h.v. examenvragen

Slide 14 - Diapositive

Oefenen a.d.h.v. examenvragen

Slide 15 - Diapositive