klimaten m4

Wat is het klimaat?
Het klimaat is een omschrijving van de gemiddelde weersomstandigheden:
A
gedurende een week
B
gedurende 1 jaar
C
gedurende 30 jaar
D
gedurende 6 maanden
1 / 24
suivant
Slide 1: Quiz
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Wat is het klimaat?
Het klimaat is een omschrijving van de gemiddelde weersomstandigheden:
A
gedurende een week
B
gedurende 1 jaar
C
gedurende 30 jaar
D
gedurende 6 maanden

Slide 1 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat voor klimaat heeft Nederland? kies uit: land klimaat, zee klimaat, gematigd zeeklimaat.
A
land klimaat
B
regen klimaat
C
gematigd zeeklimaat
D
Toendra klimaat

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Welke klimaten horen bij de tropische klimaten? 
A
Tropisch Regenwoudklimaat en Woestijnklimaat
B
Savanneklimaat en Steppeklimaat
C
Tropisch Regenwoudklimaat en Savanneklimaat
D
Zeeklimaat en Landklimaat

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

A-klimaat (tropisch klimaat)
A
Weinig neerslag
B
Loofbos
C
Naaldbos
D
Regenwoud

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat voor klimaat is dit?
A
middellandse zee klimaat
B
woestijnklimaat
C
landklimaat
D
steppeklimaat

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij een lage luchtdrukgebied hoort ...
A
Stijgende lucht
B
Dalende lucht

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij een lage luchtdruk is er meestal (maar niet altijd!)kans op
A
neerslag
B
droog weer

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij lage luchtdruk zijn er ... dan in de omgeving
A
Meer luchtdeeltjes
B
Minder luchtdeeltjes

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij lage luchtdruk is er ALTIJD sprake van warm weer
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De Noordpool en Zuidpool hebben een lage luchtdruk
A
Goed
B
Fout

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is irrigatie?
A
Dat je je ergert aan iemand
B
Water geven aan plantjes
C
Stuwdam in een rivier bouwen
D
Zout laten worden van de bodem

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is drainage?

A
Water dat ondergronds loopt
B
Het kunstmatig verlagen van het grondwaterpeil
C
Meten van het grondwaterpeil
D
water dat wordt opgevangen onder de grond

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Verzilting kun je voorkomen door drainage.
A
goed
B
fout

Slide 13 - Quiz

en door druppelirrigatie
Doordat er geen overvloedig water in de bodem kan zakken, stijgt de grondwaterspiegel niet en kan het water niet via capillaire werking omhoog stijgen, verdampen en zouten achterlaten.

Het versterkt broeikaseffect is een groot probleem.
Welke stof veroorzaakt het versterkte broeikaseffect?

A
koolstofmono-oxide
B
stikstofdioxide
C
koolstofdioxide
D
zwaveldioxide

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het versterkte broeikaseffect?
A
De laag broeikasgassen wordt dikker, waardoor het warmer wordt.
B
Het gat in de ozonlaag wordt groter
C
Het wordt kouder op aarde

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is geen klimaatfactor?
A
Breedteligging
B
Windrichting
C
Luchtdruk
D
Hoogteligging

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Welke klimaatfactor is dit?
A
breedteligging
B
hoogteligging
C
ligging aan zee
D
zeestromen

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een van de klimaatfactoren is hoogteligging.
Wat is de regel bij deze klimaatfactor?
A
Elke 1000 meter wordt het 6 graden warmer
B
Elke 1000 meter wordt het 6 graden kouder
C
Elke 1000 meter wordt het 8 graden warmer
D
Elke 1000 meter wordt het 8 graden kouder

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke klimaatfactor?
A
breedteligging
B
hoogteligging
C
zeestromen
D
luchtdruk

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Frontale regen komt voornamelijk voor...
A
in de tropen
B
op gematigde breedte
C
in de bergen

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk soort regen ontstaat hier?
A
stijgingsregen
B
stuwingsregen
C
frontale regen

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk soort neerslag komt voor bij de evenaar?
A
stijgingsregen
B
stuwingsregen
C
frontale regen

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke afbeelding laat frontale regen zien?
A
B
C

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Doen
- lezen paragraaf 9
kennismaken

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions