Onregelmatige werkwoorden (quiz)

Werkwoorden Quiz
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 5

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Werkwoorden Quiz

Slide 1 - Diapositive

onregelmatige werkwoorden

Slide 2 - Diapositive

Welk werkwoord past in de zin?
Weleson ..... heel goed leren.
A
kun
B
kunnen
C
kan
D
kunt

Slide 3 - Quiz

Welk werkwoord past in de zin?
Alexander ..... de voetbal dragen.
A
mogen
B
mag
C
magt

Slide 4 - Quiz

Welk werkwoord past in de zin?
Alexander ..... de voetbal dragen.
A
mogen
B
mag
C
magt

Slide 5 - Quiz

Welk werkwoord past in de zin?
Jij .... een koekje?
A
wil
B
wilt
C
willen

Slide 6 - Quiz

willen
wil
wilt

Slide 7 - Question de remorquage

Welk werkwoord past in de zin?
Mijn moeder .... wel op mij wachten?
A
zullen
B
zult
C
zal

Slide 8 - Quiz

Welk werkwoord past in de zin?
De auto .... pech?
A
hebben
B
heeft
C
heb

Slide 9 - Quiz

Werkwoord: willen

Slide 10 - Question ouverte

Werkwoord: zullen

Slide 11 - Question ouverte

Werkwoord: zijn

Slide 12 - Question ouverte

Werkwoord: kunnen

Slide 13 - Question ouverte

Welk werkwoord past n de zin?
A
heb
B
heeft
C
hebben

Slide 14 - Quiz

Welke twee werkwoorden passen onder de vlek?
zullen
kan
hebben
wil
heeft

Slide 15 - Question de remorquage

taal
 Thema 7, week 2 - Les 9


OPGAVE 2
OPGAVE 3
10 X PLUSSEN


Slide 16 - Diapositive