Oefentoets marktvormen

Oefentoets marktvormen
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Oefentoets marktvormen

Slide 1 - Diapositive

Vraag 1:
Concrete markt
Abstracte markt

Slide 2 - Question de remorquage

2. Sleep de goederen naar de juiste plek
Heterogene goederen

Homogene goederen
Elektriciteit
Frisdrank
Graan
Suiker
Auto
Geld
Melk

Slide 3 - Question de remorquage

Omschrijf duidelijk waarom iets homogeen of heterogeen is.
Sommige producten kunnen met de juiste uitleg homogeen en heterogeen zijn.

Slide 4 - Diapositive

3. De afzet van een bedrijf wordt in euro’s uitgedrukt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

4. Het begrip marktaandeel betekend:
A
Zijn afzet als percentage van de totale afzet.
B
Zijn omzet als percentage van de totale omzet.
C
Hoe hoger het marktaandeel hoe MEER invloed op de prijs.
D
Hoe hoger het marktaandeel hoe MINDER invloed op de prijs.

Slide 6 - Quiz

5. Gegeven zijn de volgende vraag en aanbodfunctie. Sleep op basis van deze vraag en aanbodfuncties de evenwichtsprijs (P) en evenwichtshoeveelheid (Q). Let op: je hoeft slechts 2 antwoorden te geven. 
Qv = -99P+6000         Qa = 71p-800
P
Q
28
30,59
1960
20
16
3960
2040
50
40

Slide 7 - Question de remorquage

6: Dit is GEEN kenmerk van een volkomen concurrentie:
A
Homogeen product
B
moeilijke toetreding
C
Veel aanbieders
D
Transparante markt

Slide 8 - Quiz

Het is gemakkelijk toe te treden tot volkomen concurrentie daarom zijn er veel aanbieders. (Weinig vergunning, weinig startkapitaal nodig, ...)

Slide 9 - Diapositive

7. Door middel van octrooien en patenten proberen bedrijven ervoor te zorgen dat ze alleenrecht houden
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Monopolie

Slide 10 - Quiz

8. Deze marktvorm komt vooral voor bij de verkoop van homogene producten die gemakkelijk te verkopen zijn
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Monopolie

Slide 11 - Quiz

9. Deze marktvorm kenmerkt zich door de hoge toetredingsdrempel, en door een beperkt aantal aanbieders
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Monopolie

Slide 12 - Quiz

10. Binnen deze marktvorm is er een grote kans op kartelvorming
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Monopolie

Slide 13 - Quiz

12. De prijs bij
maximale winst is:
A
30
B
25
C
weet ik niet
D
50

Slide 14 - Quiz

MONOPOLIE niet te vroeg linksafslaan.  (Dus geen 30)

MO = MK bij een hoeveelheid van 25
De P/GO lijn is 50 bij een hoeveelheid van 25 

Slide 15 - Diapositive

13.
De kosten per product
bij maximale winst zijn:
A
30
B
25
C
weet ik niet
D
50

Slide 16 - Quiz

14. De maximale winst
is:
A
125
B
500
C
625
D
1250

Slide 17 - Quiz

P= 50 
GTK= 25 

Winst per product is dus: 25.   
We verkopen 25 producten.

Totale winst =
25*25= 625

Slide 18 - Diapositive

15:
Welke prijs komt hier tot stand?
A
70
B
80
C
90
D
100

Slide 19 - Quiz

16. Van welke marktvorm
spreken we hier?
A
Volledige mededinging
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Monopolie

Slide 20 - Quiz

17: De prijs is hier €80.
Wat nog meer?
A
De marginale opbrengst (MO)
B
De gemiddeld totale kosten (GTK)
C
Gemiddeld variabele kosten (GVK)
D
De gemiddelde opbrengst (GO)

Slide 21 - Quiz

Dit herkennen we aan de vlakke MO / P lijn. 

Elk product levert €80,- op (P=80) elk product dat we extra verkopen levert €80,- op (MO=80)

Hoezo is dit zo bij volkomen concurrentie?
Veel aanbieders, homogeen product, lage toetredingsdrempel, transparante markt. Je hebt hier geen invloed op de prijs en moet verkopen voor €80,-

Slide 22 - Diapositive

18: Wanneer de producent streeft naar
maximale winst. Maakt hij bij een prijs
van €80,- winst?

A
Nee
B
Ja wat zijn GTK zijn hier €50,-
C
Ja want zijn GTK zijn hier €70,-
D
Ja want zijn GTK zijn hier €55,-

Slide 23 - Quiz

Ja, MO=MK bij een hoeveelheid van 40 stuks.
De prijs (=GO) is hier 80 en de GTK zijn hier €55,-

Slide 24 - Diapositive

19: Doordat er winst is treden er
meer aanbieders toe. De
aanbodlijn verschuift naar:
A
Evenredig naar links. De prijs stijgt.
B
Evenredig naar rechts. De prijs stijgt.
C
Evenredig naar links. De prijs daalt.
D
Evenredig naar rechts. De prijs daalt.

Slide 25 - Quiz

21. Wat past bij de marktvorm van monopolistische concurrentie:
A
Homogeen product
B
Heterogeen product
C
Vaste prijs
D
Invloed op de prijs

Slide 26 - Quiz

22: Een monopolist kan door prijsdiscriminatie meer winst maken. Wat is hiervoor nodig?
A
Homogeen product
B
Geen onderlinge doorverkoop
C
Marktsegmenten
D
verschillende doelgroepen

Slide 27 - Quiz

23: Wat is de meest efficiënte marktvorm?
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolie
C
Oligopolie
D
Monopolistische concurrentie

Slide 28 - Quiz

Einde oefentoets.

Slide 29 - Diapositive