o-a + oo-aa les 26 mei
1 / 28
La durée de la leçon est: 20 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Typ woorden met de o
voorbeeld: rok
voorbeeld: rok
Slide 2 - Question ouverte
lang (oo)
kort (o)
rok
rook
sok
zon
roos
boom
boon
hond
zoon
roos
Slide 3 - Question de remorquage
lang (oo)
kort (o)
Slide 4 - Question de remorquage
Typ woorden met de a
voorbeeld: map
voorbeeld: map
Slide 5 - Question ouverte
lang (aa)
kort (a)
kam
land
maan
map
kat
mand
naam
kaas
Slide 6 - Question de remorquage
lang (aa)
kort (a)
Slide 7 - Question de remorquage
Typ woorden met i
voorbeeld: ik
voorbeeld: ik
Slide 8 - Question ouverte
lang (ie)
kort (i)
tien
vis
vier
zit
kip
riem
kind
vies
Slide 9 - Question de remorquage
lang (ie)
kort (i)
Slide 10 - Question de remorquage
Wat is dit?
A
vies
B
vis
C
ves
D
vas
Slide 11 - Quiz
Wat is dit?
A
vies
B
vis
C
ves
D
vas
Slide 12 - Quiz
Wat is dit?
A
land
B
lend
C
lind
Slide 13 - Quiz
Wat is dit?
A
kas
B
kies
C
kaas
Slide 14 - Quiz
Wat is dit?
A
hond
B
hand
C
hind
Slide 15 - Quiz
Wat is dit?
A
hond
B
kat
C
kit
Slide 16 - Quiz
Wat is dit?
A
zoon
B
zon
C
zin
Slide 17 - Quiz
Wat is dit?
A
zoon
B
zin
C
zon
Slide 18 - Quiz
Wat is dit?
Slide 19 - Question ouverte
Wat is dit?
Slide 20 - Question ouverte
Wat is dit?
Slide 21 - Question ouverte
Wat is dit?
Slide 22 - Question ouverte
Wat is dit?
Slide 23 - Question ouverte
Wat is dit?
Slide 24 - Question ouverte
Wat is dit?
Slide 25 - Question ouverte
Wat is dit?
Slide 26 - Question ouverte
Wat is dit?
Slide 27 - Question ouverte
Wat is dit?
