NN7 - Spelling §3 - Leenwoorden - 2H

Leenwoorden
NN7 - Spelling §3 - 2H
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 25 min

Éléments de cette leçon

Leenwoorden
NN7 - Spelling §3 - 2H

Slide 1 - Diapositive

Wat je gaat leren

  • Je leert leenwoorden op de juiste manier spellen.

Slide 2 - Diapositive

humeur                    chauffeur                  ambulance

                 keeper                playbacken

          thriller                                                 schwalbe

                        bonbon                 
                                                     computer

Slide 3 - Diapositive

In Nederland gebruiken we heel wat woorden uit andere talen. 


Slide 4 - Diapositive

Woorden die uit andere talen in het Nederlands zijn terechtgekomen, heten leenwoorden. Je hebt ze op allerlei gebieden, zoals sport (goal), eten (café), kleding (burka), uiterlijk (schmink), verkeer (airbag) en computers (printen).

Slide 5 - Diapositive

Woorden die uit andere talen in het Nederlands zijn terechtgekomen, heten leenwoorden. Je hebt ze op allerlei gebieden, zoals sport (goal), eten (café), kleding (burka), uiterlijk (schmink), verkeer (airbag) en computers (printen).

De meeste woorden die we overnemen uit andere talen, worden in de loop van de tijd aangepast aan het Nederlandse spellingsysteem.

Slide 6 - Diapositive

Zo spel je Engelse leenwoorden

  • Een samenstelling van Engelse woorden schrijf je in het Nederlands als één woord: eyecatcher, multiplechoicevraag.

Slide 7 - Diapositive

Zo spel je Engelse leenwoorden

  • Een samenstelling van Engelse woorden schrijf je in het Nederlands als één woord: eyecatcher, multiplechoicevraag.

  • Als het rechter deel van de samenstelling een Engels voorzetsel is, plaats je een koppelteken: back-up, stand-by

Slide 8 - Diapositive

Zo spel je Engelse leenwoorden

  • Een samenstelling van Engelse woorden schrijf je in het Nederlands als één woord: eyecatcher, multiplechoicevraag.

  • Als het rechter deel van de samenstelling een Engels voorzetsel is, plaats je een koppelteken: back-up, stand-by.

  • Sommige combinaties worden gezien als een woordgroep. Dan schrijf je de delen los: compact disc, first lady.

Slide 9 - Diapositive

Zo spel je Franse leenwoorden

  • Veel Franse woorden schrijf je in het Nederlands zonder accenttekens: compote, hotel, ragout.
  • De accenten op de e blijven behouden als dat nodig is om de uitspraak aan te geven:
  • Soms schrijf je een accent aigu, zoals bij paté.
  • Soms schrijf je een accent grave, zoals bij crème.
  • Soms schrijf je accent circonflexe, zoals bij crêpe.

Slide 10 - Diapositive

Gebruik voor de spelling van leenwoorden zo nodig een Nederlands woordenboek.

Slide 11 - Diapositive

Kijk om je heen en noteer vijf leenwoorden
die personen of voorwerpen aanduiden.

Slide 12 - Carte mentale

Klik het correct gespelde woord aan.
A
airbag
B
air-bag

Slide 13 - Quiz

Klik het correct gespelde woord aan.
A
intensivecare
B
intensive care

Slide 14 - Quiz

Klik het correct gespelde woord aan.
A
babysitter
B
baby-sitter

Slide 15 - Quiz

Klik het correct gespelde woord aan.
A
layout
B
lay-out

Slide 16 - Quiz

Klik het correct gespelde woord aan.
A
carriere
B
carrière

Slide 17 - Quiz

Klik het correct gespelde woord aan.
A
make up
B
make-up

Slide 18 - Quiz

Klik het correct gespelde woord aan.
A
dinee
B
diner

Slide 19 - Quiz

Klik het correct gespelde woord aan.
A
premiere
B
première

Slide 20 - Quiz

Klik het correct gespelde woord aan.
A
elektricien
B
elektriciën

Slide 21 - Quiz

Klik het correct gespelde woord aan.
A
shootout
B
shoot-out

Slide 22 - Quiz

Klik het correct gespelde woord aan.
A
enquete
B
enquête

Slide 23 - Quiz

Klik het correct gespelde woord aan.
A
testcase
B
test case

Slide 24 - Quiz

Ga nu naar de digitale methode en maak de opdrachten die ik klaar heb gezet in de planning.

Slide 25 - Diapositive