Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Schooldoel
Slide 2 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Voorbereiding op de les
Pak pen/papier of je laptop om mee te schrijven/typen
Belangrijke, nieuwe begrippen zijn dikgedrukt en rood
Deze expertsessie duurt ongeveer 30 minuten, daarna is er werktijd
Slide 3 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Lesdoelen
Aan het einde van de les kun je de verschillende soorten belasting herkennen
Aan het einde van de les kun je benoemen welke belastingstelsels er zijn en welke we in Nederland gebruiken
Aan het eind van de les heb je een plan van aanpak gemaakt voor een startende ZZP'er
Slide 4 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Waar denk je aan bij de Belastingdienst?
Slide 5 - Carte mentale
Cet élément n'a pas d'instructions
Definitie
Belasting = een financiële bijdrage aan de overheid voor lasten die zij voor ons regelen/betalen
Voorbeelden: wegen, scholen, ziekenhuizen, politie etc.
Slide 6 - Diapositive
Leg het begrip belasting uit. Dit is de versimpelde definitie. Gebruik de voorbeelden die eronder staan om het voor de studenten beeldend te maken.
Hoe ziet belasting er dan uit?
BTW = Belasting Toegevoegde Waarde
Dit betaal je wanneer je spullen koopt of gebruikt maakt van diensten. Dit zit inbegrepen in de prijs. Voorbeeld: kapper, boodschappen etc.
Slide 7 - Diapositive
Benoem de voorbeelden van BTW. Je mag al % noemen (9 en 21), maar hierna komt voor de studenten nog een check wat zij hier van weten. Vertel dus niet te veel.
Hoeveel % BTW betaal je over voedsel?
A
6
B
9
C
21
Slide 8 - Quiz
Benoem dat de verhoging van BTW op voedsel in 2019 is ingegaan. Vroeger was dit namelijk wel 6%.
Hoe ziet belasting er dan uit?
Loonbelasting = Dit geldt voor mensen die in loondienst werken. Door de werkgever wordt geld op het salaris ingehouden en naar de Belastingdienst gestuurd.
Inkomstenbelasting = Dit geldt voor ZZP'ers en mensen in loondienst.
Slide 9 - Diapositive
Leg uit dat loonbelasting en inkomstenbelasting twee verschillende dingen zijn. Benoem dat mensen in loondienst ook inkomstenbelasting doen. Dit doen zij omdat inkomstenbelasting ook gaat over vermogen (huis, hypotheek, spaargeld etc). Daarbij is het direct een check of de werkgever niet te veel of te weinig belasting heeft betaald namens jou. ZZP'ers betalen 1x per jaar inkomstenbelasting en 1x per kwartaal omzetbelasting.
Belastingstelsel
Belastingstelsel = Alle belastingen bij elkaar inclusief alle regels die daarbij horen.
Er zijn drie soorten belastingstelsels:
Proportioneel
Degressief
Progressief
Slide 10 - Diapositive
Leg uit wat het begrip belastingstelsel inhoudt. Met alle belastingen bij elkaar/regels wordt o.a. bedoeld loonbelastingen, inkomstenbelasting, BTW etc. Wat net is besproken.
Benoem alvast dat er drie verschillende belastingstelsel zijn en dat ze hierna apart worden toegelicht.
Belastingstelsel: Proportioneel
Proportioneel belastingstelsel = Iedereen betaalt hetzelfde bedrag aan belasting.
Voorbeeld: Iemand die €1.000 verdient betaalt 10%, maar iemand die €5.000 verdient ook.
Slide 11 - Diapositive
Leg het begrip uit. Maak het beeldender met het voorbeeld.
Belastingstelsel: Degressief
Degressief belastingstelsel = Mensen met een lager inkomen betalen in verhouding meer dan mensen met een hoger inkomen.
Bij dit belastingstelsel worden de verschillende tussen arm en rijk groter.
Slide 12 - Diapositive
Leg het begrip uit en benoem dat dit het verschil tussen arm en rijk vergroot. Je kunt als voorbeeld het land Amerika noemen. Zij maken gebruik van dit belastingstelsel.
Belastingstelsel: Progressief
Progressief belastingstelsel = Mensen met een hoger inkomen betalen in verhouding meer dan mensen met een lager inkomen.
Door dit belastingstelsel worden de verschillen tussen arm en rijk kleiner.
Slide 13 - Diapositive
Leg het begrip uit en benoem dat het verschil tussen arm en rijk bij dit belastingstelsel kleiner wordt. Benoem nog niet dat dit geldt voor Nederland. Er volgt hierna namelijk een test of de studenten kunnen inschatten welk belastingstelsel in Nederland wordt gebruikt.
Welk belastingstelsel gebruiken wij in Nederland?
A
Proportioneel
B
Degressief
C
Progressief
Slide 14 - Quiz
Bekijk de resultaten en kijk aan de hand daarvan of studenten uit zichzelf met voorbeelden/argumenten komen waarom wij in het progressieve belastingstelsel zitten of dat je vanuit jezelf dit moet verduidelijken.
Verwerkingsopdracht
Adam is 23 jaar oud, heeft een Sociaal Werk diploma en wil als ZZP'er gaan werken als jongerenwerker. Hij gaat 12 uur in de week werken. Hij verdient €20 per uur. Zoek de volgende dingen voor Adam uit:
Moet Adam een KvK nummer aanvragen?
Heeft Adam recht op de KOR?
Wat zijn Adam's administratieve verplichtingen (moet hij inkomstenbelasting doen etc.)?
timer
8:00
Slide 15 - Diapositive
Leg de verwerkingsopdracht uit. Er zitten nieuwe begrippen in (rood). Laat studenten die zelf onderzoeken. Loop tijdens de verwerkingsopdracht rond en begeleid de studenten. Na afloop worden de rode begrippen nog even besproken.
Verwerkingsopdracht: Begrippen
KvK nummer = Een bewijs dat je een geregistreerd bedrijf bent.
KOR = KleineOndernemingsRegeling.
Slide 16 - Diapositive
Leg de rode begrippen uit nadat de studenten aan de opdracht hebben gewerkt. Laat de studenten input geven over wat zij hiervan hebben opgehaald qua informatie.
Afsluiting: Lesdoelen
Aan het einde van de les kun je de verschillende soorten belasting herkennen
Aan het einde van de les kun je benoemen welke belastingstelsels er zijn en welke we in Nederland gebruiken
Aan het eind van de les heb je een plan van aanpak gemaakt voor een startende ZZP'er
Slide 17 - Diapositive
Sluit de les af met de opgestelde lesdoelen. Zijn ze behaald?