Ik kan antwoord op een vraag geven, waarbij ik alleen de hoofdzaken noteer en binnen het maximum aantal woorden blijf.
Ik kan op een leesbare, gestructureerde manier mijn antwoorden opschrijven.
Slide 4 - Diapositive
1. Veel voorkomende fouten PTA-3
Slide 5 - Diapositive
Hoofd- & bijzaken onderscheiden
Let op het aantal woorden! Meer dan 40 = 0 punten.
Het onderzoek in Psychological Science onderzocht het verschil tussen handmatig aantekeningen maken en met de laptop.
Eerdere onderzoeken waren gericht op afleiding die de laptop biedt tijdens een college.
Slide 6 - Diapositive
Tip: markeer/onderstreep dingen in de tekst!
Slide 7 - Diapositive
2b. Citeerfouten
Voorkom gedoe op het eindexamen:
- Citeer hele zin.
- Zet regelnummers erbij. (Regel 123 - 126)
Slide 8 - Diapositive
Schrijf je antwoorden netjes op!
Slide 9 - Diapositive
Gestructureerd opschrijven: onder elkaar & nummeren!
Slide 10 - Diapositive
Schrijf lange antwoorden eerst in klad, dan netjes!
Tip:
Schrijf altijd 'KLAD versie' op je kladblaadje
Slide 11 - Diapositive
1. Tekst lezen + vragen maken
timer
18:00
Wat?
Lees tekst 1 op bladzij 85
Maak vraag 4, 6, 7, 9 en 10.
Hoe?
a. Onderstreep met markeerstift hoofdzaken per alinea.
b. Schrijf op een leeg blaadje je antwoorden.
Tijd?
18 minuten.
Klaar?
Lees tekst 4, bladzij 95. Markeer hoofdzaken.
Schrijf de formele mail, bladzij 97.
Slide 12 - Diapositive
Antwoorden klassikaal bekijken
Daarna het werk van je buur nakijken. (Ervaren hoe het nakijken is!)
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
immers ( reden is bekend)
namelijk ( reden is nog niet bekend)
bovendien ( opsomming)
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
Uitleg vraag 5: citeren
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Diapositive
schaal
schaal
lijn met streepjes of reeks getallen waarmee je aangeeft hoe groot, sterk, hoog enz. iets naar verhouding is: barometerschaal; loonschaal, salarisschaal; de schaal van Richter norm voor de kracht van aardbevingen
2
getalsverhouding waarmee je aangeeft hoeveel keer iets kleiner of groter is dan iets anders: een kaart met een schaal van 1:10.000 één centimeter op de kaart is in werkelijkheid 10.000 centimete