les 32: figuurlijk en letterlijk taalgebruik

• Nederlands
• Secundair onderwijs

les 32: letterlijk en figuurlijk taalgebruik onderzoeken

oefening 2 pagina 304

groene vingers hebben

tegen de lamp lopen

iemand blij maken met een dode mus

lange vingers hebben

op straat staan

betrapt worden

werkloos zijn, geen onderdak hebben

goed met planten en bloemen kunnen omgaan

vaak stelen

iemand blij maken met iets wat niet doorgaat.

letterlijk en figuurlijk taalgebruik

zelfstandig werk

Op de volgende slide staat een link naar een online werkblad.

Klik op deze link en probeer het online werkblad in te vullen. 

https:

extra oefeningen

Jullie maken ook onderstaande oefeningen in jullie cursus: 

5,6,8 en 9

ten slotte nog een quiz om af te sluiten. 

Vanaf de volgende slide, vinden jullie een kleine quiz om je kennis te testen.

Hij bijt zijn tanden stuk op een harde noot. Deze zin is ...

1. letterlijk
2. figuurlijk

Iets in de schoot geworpen krijgen. Deze zin is.

1. letterlijk
2. figuurlijk

Ingrid struikelde over een opstapje. Deze zin is:

1. letterlijk
2. figuurlijk

Wellnessbedrijven schieten als paddenstoelen uit de grond. Deze zin is:

1. letterlijk
2. figuurlijk

Monica struikelde over haar eigen woorden. Deze zin is:

1. letterlijk
2. figuurlijk

extra uitdaging

Voor degenen die willen, heb ik op de volgende slide een link voorzien. Door op deze link te klikken, kom je uit op een kruiswoordraadsel. 

https: