herhaling hoofdstuk 5

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Herhaling hoofdstuk 5

oefenen voor de toets:

groep B: dinsdag 25 mei

groep A: donderdag 27 mei

Kritisch lezen

Informatie in teksten is niet altijd betrouwbaar. Daarom moet je een tekst KRITISCH lezen.

Denk goed na over wat je leest en bedenk je wat je eigen mening over het onderwerp is.

Waar moet je op letten als je wilt weten of een tekst betrouwbaar is?

1. deskundigheid schrijver
2. doel van de tekst
3. de bron
4. A, B en C zijn allemaal juist

Instructie

• Sommige woorden bestaan uit twee of meer woorden.
• Die woorden noem je samengestelde woorden of 
    samenstellingen.
• Het laatste deel van de samenstelling is het belangrijkst.

Welke van de volgende woorden is een samenstelling?

1. brandbaar
2. brandblusser
3. branding
4. verbranding

geef zelf een voorbeeld van een samenstelling

absoluut niet

allerbest

beroeps-

onder geen beding

professioneel

optimaal

kunnen

misschien

voorwerp

in huis hebben

object

wellicht

6B. 1. Simone en Mariska zullen de taartjes dit weekend verkopen.
Wat is de persoonsvorm?

1. zullen
2. zouden
3. zullen verkopen
4. Simone en Mariska zullen

6B. 1. Simone en Mariska zullen de taartjes dit weekend verkopen.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. zullen
2. zullen verkopen
3. zullen gaan verkopen
4. zullen de taartjes verkopen

6B. 1. Simone en Mariska zullen de taartjes dit weekend verkopen.
Wat is het onderwerp?

1. Simone
2. Simone en Mariska
3. Mariska
4. de taartjes

6B. 1. Simone en Mariska zullen de taartjes dit weekend verkopen.
Wat is het lijdend voorwerp?

1. Simone en Mariska
2. de taartjes
3. dit weekend
4. zullen de taartjes verkopen

Ik heb Lukas een hand gegeven.
Wat is de persoonsvorm?

Ik heb Lukas een hand gegeven.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Ik heb Lukas een hand gegeven.
Wat is het onderwerp?

Ik heb Lukas een hand gegeven.
Wat is het lijdend voorwerp?

Ik heb Lukas een hand gegeven.
Wat is het meewerkend voorwerp?

Als een zin geen lijdend voorwerp heeft, is er ook geen meewerkend voorwerp.

1. Juist
2. Onjuist

bijwoordelijke bepaling

Plaats 

Tijd

Middel

Wijze

* waar? * waarheen?

       * wanneer? * hoe laat?                 * hoe lang?

* waarmee? * waardoor?

* waarom? * hoe? * met wie?

Met welke vragen kun je o.a. een bijwoordelijke bepaling vinden in een zin?

1. wie? wat?
2. wie? waarom?
3. wat? waardoor?
4. waarom? waardoor?

Wat is de bwb in de volgende zin:
In 2020 begon de grote Corona-pandemie.

1. 2020
2. in 2020
3. grote
4. Corona-pandemie

Wat is de BWB in de volgende zin:
We hebben een hele lieve hond uit het asiel gehaald.

1. een hele lieve hond
2. hele lieve
3. uit het asiel
4. het asiel

Verzin zelf een zin met een bijwoordelijke bepaling die antwoord geeft op de vraag: Hoe?