Oefentoets Europa klimaten

Oefentoets H6 par 1 t/m 3
Klimaat en natuurlandschap in Europa
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Oefentoets H6 par 1 t/m 3
Klimaat en natuurlandschap in Europa

Slide 1 - Diapositive

Hoe noem je wind dat van land naar zee waait?
A
Aanlandige wind
B
Oplandige wind
C
Aflandige wind
D
Wind van het land

Slide 2 - Quiz

Wat betekent Reliëf?
A
Heuvels en bergen
B
Hoogteverschillen in het landschap
C
Hoogtegordels als alpenweide
D
Rotsgordels

Slide 3 - Quiz

Waarom is het kouder in Noorwegen dan in Spanje?
A
Noorwegen ligt op een hogere breedteligging
B
Noorwegen ligt op een lagere breedteligging
C
Door de bergen heeft Noorwegen minder invloed van de zee
D
Door bergen heeft Noorwegen meer invloed van de zee

Slide 4 - Quiz

Wat is een Schiereiland?
A
Een soort eiland
B
Een land dat aan 3 kanten met water is omringd
C
Een land dat tussen allemaal andere landen ligt
D
Een land dat omringd is met water

Slide 5 - Quiz

De Golfstroom warmt op in de ?
A
Subtropen
B
Tropen
C
Regenwoud
D
Savanne

Slide 6 - Quiz

Wat zie je in een klimaatgrafiek ?
A
Gemiddelde neerslag en temperatuur
B
Gemiddelde neerslag
C
Gemiddelde temperatuur
D
Gemiddelde windsnelheid

Slide 7 - Quiz

Deze klimaatgrafiek hoort bij
A
landklimaat
B
zeeklimaat
C
middellands zeeklimaat
D
toendraklimaat

Slide 8 - Quiz

De klimaatgrafiek hoort bij
A
landklimaat
B
zeeklimaat
C
middellands zeeklimaat
D
toendraklimaat

Slide 9 - Quiz

Zet de foto's bij de juiste reliëfvorm
Laagland
Heuvelland
Middelgebergte
Hooggebergte

Slide 10 - Question de remorquage

Een zeeklimaat heeft ....
A
Warme droge zomers en zachte vochtige winters
B
Warme zomers, koude winters en weinig neerslag
C
Korte, warme zomers en lange erg koude winters
D
Koele zomers, zachte winters en hele jaar neerslag

Slide 11 - Quiz

Wat is het grootste verschil tussen een zeeklimaat en een mediterraan zeeklimaat?
A
Een Mediterraan zeeklimaat is warmer.
B
Gematigd klimaat heeft altijd regen, mediterraan heeft geen regen in de zomer
C
Het Mediterraan zeeklimaat kent meer regen.
D
De winters zijn kouder bij het gematigde zeeklimaat

Slide 12 - Quiz

De toendra ligt...
A
In gebieden waar de temperatuur in de zomer kouder is dan 10 graden
B
In gebieden waar de temperatuur in de zomer warmer is dan 10 graden
C
ten zuiden van de boomgrens
D
In gebieden waar de temperatuur in de zomer kouder is dan 15 graden

Slide 13 - Quiz

Met de toendra worden ... bedoeld?
A
loofbomen
B
palmbomen
C
naaldbomen
D
grassen en lage struiken

Slide 14 - Quiz

Op welke afbeelding is een Taiga te zien?
A
B
C
D

Slide 15 - Quiz

Welke schaal heeft het kaartje hiernaast?
A
regionaal
B
nationaal
C
continentaal
D
mondiaal

Slide 16 - Quiz

GOED
FOUT
Een warme zeestroom loopt altijd van Noord naar Zuid
Een koude zeestroom zorgt voor droge klimaten aan de kust

Slide 17 - Question de remorquage

Golfstroom
Zeestroom
Aanlandige wind 
De wind komt lange tijd uit één richting, zo ontstaat een...
Langs Europa stroomt de...
Wind vanaf de zee. 

Slide 18 - Question de remorquage

Temperatuurfactoren
Breedteligging
Hoogteligging
Ligging ten opzichte van de zee
Ligging gebergten
Aanvoer koude of warme lucht ergens anders vandaan
Hoe verder van de evenaar, hoe kouder
Hoe hoger, hoe kouder
Wind of zeestromen
Wel of geen beschutte ligging
Hoe verder van zee, hoe warmer in de zomer en hoe kouder in de winter

Slide 19 - Question de remorquage


Gebieden op lage breedte zijn gemiddeld warmer door de schuine   invalshoek van de zon.
B48
A
goed
B
fout

Slide 20 - Quiz


In Zweden smelt de sneeuw in het voorjaar in de bergen laat weg, veel later dan in het noorden van Spanje. Dat heeft te maken met de breedteligging
A
goed
B
fout

Slide 21 - Quiz


In Nederland zorgt een oostenwind in de winter voor koude / warme lucht
B61
A
koude
B
warme

Slide 22 - Quiz

In een berghut op 2300 m is het -4°C, je wandelt naar beneden naar het dorp op 1300 m. Hoeveel graden is het daar?
A
-10
B
0
C
+2
D
+4

Slide 23 - Quiz

???
???
??
??
Loefzijde
Lijzijde
Regenschaduw
Stuwingsneerslag

Slide 24 - Question de remorquage


Bekijk de afbeelding:

In welke plaats is het in de zomer koeler?
A
Bergen
B
Lillehammer

Slide 25 - Quiz

Dit plaatje laat de verschillende seizoenen zien, hoe ontstaan seizoenen?
A
Omdat de zon om ons heen draait
B
Dit komt door de schuine stand van de aarde (23,5 graad uit het lood)
C
Dit komt omdat anders de planten niet kunnen groeien
D
Omdat de kreeftstkeerkring en de Steenbokskeerkring dit nodig hebben om op te warmen

Slide 26 - Quiz

Welke onderdelen snap je nog niet?

Slide 27 - Question ouverte