Plato's opvattingen over God zijn complex en kunnen niet worden samengevat als een eenvoudig theologisch standpunt zoals dat in latere religieuze tradities wordt gevonden. In plaats daarvan moet men Plato's werk in zijn historische context begrijpen, waarbij hij de traditionele goden van het Griekse pantheon bespreekt binnen zijn bredere filosofische en metafysische kader.
In veel van Plato's dialogen lijkt hij te verwijzen naar een soort hoogste principe, een ultieme realiteit die de basis vormt voor alles wat bestaat. Dit wordt soms geassocieerd met het concept van het Goede, zoals gepresenteerd in "De Republiek", waar Plato het idee suggereert dat het Goede de hoogste vorm van waarheid en perfectie is. Hoewel dit niet noodzakelijk als een persoonlijke godheid wordt gepresenteerd, wordt het wel beschouwd als een soort transcendente entiteit of principe dat de ordening van de werkelijkheid bepaalt.
Plato's opvattingen over de traditionele Griekse goden zijn echter complexer. In sommige dialogen lijkt hij te suggereren dat de traditionele goden van het pantheon kunnen worden gezien als symbolen of manifestaties van hogere ideeën, zoals deugden of abstracte concepten. In andere werken lijkt hij de traditionele mythen te bekritiseren en pleit hij voor een meer filosofische benadering van het goddelijke.
Het is belangrijk om te benadrukken dat Plato's opvattingen over God en religie zich binnen het bredere kader van zijn filosofische project bevinden, waarin hij probeert de aard van de werkelijkheid, kennis, deugd en rechtvaardigheid te begrijpen. Zijn geschriften vormen een rijke bron van ideeën en debatten die hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van de westerse filosofie, maar zijn benadering van het goddelijke kan niet eenvoudig worden gereduceerd tot een vaststaand theologisch standpunt.
Het concept van de demiurg komt voor in Plato's dialoog "Timaios" (Timaeus). De demiurg is de schepper van de fysieke wereld, een goddelijk wezen dat verantwoordelijk is voor het ordenen van de materie en het creëren van de kosmos volgens een goddelijk plan.
In "Timaios" beschrijft Plato de schepping van de wereld als het resultaat van de activiteit van de demiurg. De demiurg, als een intelligent en goddelijk wezen, ordent de eeuwige en onveranderlijke vormen (ideeën of vormen) in de materiële wereld, waardoor een geordende en harmonieuze kosmos ontstaat. Deze kosmos wordt beschouwd als een afspiegeling van de perfecte wereld van de ideeën, hoewel hij minder perfect is vanwege zijn veranderlijke aard.
Het concept van de demiurg in "Timaios" staat in contrast met de traditionele Griekse mythe van een schepper-god, zoals bijvoorbeeld Zeus. In plaats van een godheid die uit chaos tevoorschijn komt en de wereld op willekeurige wijze vormgeeft, beschouwt Plato de demiurg als een doelgerichte en intelligente maker die de wereld ordent volgens redelijke principes.
Het concept van de demiurg heeft een blijvende invloed gehad op de westerse filosofie en theologie, en is van belang geweest in discussies over de relatie tussen God, de schepping en de aard van het universum.