1B Engels les 1

afsluiting Unit 5
Herhaling grammar Unit 5
grammar herhaling:
much, many, a lot of
vergelijken: -er/-est
Engels
week 23 les 1
oefenen met grammatica
bekijken in je boek welke fouten je hetb gemaakt
hebben we het doel behaald?
Leren words en expessions Unit 5
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsVoortgezet speciaal onderwijs

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

afsluiting Unit 5
Herhaling grammar Unit 5
grammar herhaling:
much, many, a lot of
vergelijken: -er/-est
Engels
week 23 les 1
oefenen met grammatica
bekijken in je boek welke fouten je hetb gemaakt
hebben we het doel behaald?
Leren words en expessions Unit 5

Slide 1 - Diapositive

Programma vandaag
  • Hoe gaat het?
  • Stand van zaken Engels
  • Newsround kijken
  • Herhaling grammar deel 1
  • Afsluiting

Slide 2 - Diapositive

Hoe gaat het?
Hoe is het om weer op school te zijn?

Hoe is het om je klasgenoten weer te zien?

Wat heb je geleerd van het thuisonderwijs?

Slide 3 - Diapositive

Stand van zaken
Jullie hebben allemaal Unit 5 nagekeken

Jullie hebben alle words en expressions geleerd

Komende vrijdag is er een online toets over Unit 5

Slide 4 - Diapositive

Newsround kijken
https://www.bbc.co.uk/newsround

bespreken van de onderwerpen

Slide 5 - Diapositive

Herhaling grammar
Het woord 'veel' heeft in het Engels veel betekenissen.
Hou ze uit elkaar!


enkelvoud, ontelbaar
meervoud, telbaar
Bevestigende zinnen (+)
a lot of
a lot of
Ontkennende en vragende zinnen (-) en (?)
much
many

Slide 6 - Diapositive

Telbaar en ontelbaar

Telbaar is als je het kunt tellen, bijvoorbeeld stoelen, tafels, tijd

Ontelbaar is als je het niet kunt tellen, bijvoorbeeld geld, zandkorrels, informatie

Slide 7 - Diapositive

Geef voorbeelden in het Engels van dingen die telbaar zijn:

Slide 8 - Question ouverte

Veel eten
A
Much food
B
Many food
C
A lot of dood

Slide 9 - Quiz

niet veel regen
A
Not much rain
B
Not many rain
C
Not a lof of rain

Slide 10 - Quiz

Veel fans
A
Much fans
B
Many fans
C
A lot of fans

Slide 11 - Quiz

Vergelijken
groot, groter, grootst
Je zet achter het woord dat je wilt vergelijken  -er of -est

Hij is sneller dan ik - He is faster than me

Zij is het langst - She is the tallest

Slide 12 - Diapositive

big - bigger - biggest

  1. Jij bent groot.    big
  2. Ik ben groter.     bigger
  3. Hij is het grootst.  biggest


Slide 13 - Diapositive

Wanneer?
Dit kun je met de meeste woorden doen 
die een eigenschap aangeven
 (bijvoeglijke naamwoorden)

groot, klein, dun, zwart, licht, sterk

Slide 14 - Diapositive

Bedenk nu zelf een Engels voorbeeld waarbij je de vergelijking kunt toepassen:

Slide 15 - Question ouverte

Aan het werk
Je krijgt werkbladen over de besproken grammatica

Zet je naam erop en begin met het maken ervan.

Ben je klaar, dan kun je een antwoordblad halen bij de docent. Je kunt dan leren voor de toets

Slide 16 - Diapositive

Thuiswerk voor woensdag:
Leren alle words, expressions en grammar 
van Unit 5 Lesson 2 en 3


Slide 17 - Diapositive

Noem 2 voorbeelden van de trappen van vergelijking in het Engels:

Slide 18 - Question ouverte

Afsluiting:
Hebben we alle doelen behaald?


Eventueel nog voorlezen (Matilda) als er tijd is.

Slide 19 - Diapositive