M2 NN7 Cursus 3 Fictie §1 Setting en sfeer

Open je boek alvast op blz. 60-61
Pak je leesboek erbij en zit klaar 
om te starten met lezen

§1 Setting en sfeer
Voordat we beginnen:
WELKOM 2M
timer
10:00
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Open je boek alvast op blz. 60-61
Pak je leesboek erbij en zit klaar 
om te starten met lezen

§1 Setting en sfeer
Voordat we beginnen:
WELKOM 2M
timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

1. Starten met Cursus 3: Fictie.
2. Klassikaal door paragraaf 1 heen.
3. Mondeling toelichten
4. Opdrachten maken leerboek

Wat gaan we vandaag doen?

Slide 2 - Diapositive

  • Je weet wat de begrippen 'setting' en 'sfeer' betekenen.
  • Je kunt de setting en sfeer van een verhaal (jouw boek) beschrijven.
Lesdoelen

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Opzet fictie
Bij fictie krijg je steeds een stukje verhaal te lezen uit bestaande boeken. Daarover gaan we praten en vragen beantwoorden.

Hier een voorbeeld uit een lesboek.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Setting en sfeer
Verhalen spelen zich af in een bepaalde setting. De setting bestaat uit de plaats, tijd en omstandigheden die de achtergrond vormen waartegen het verhaal zich afspeelt. 

  • Plaats, bijvoorbeeld in een bepaald land, in een stad of in een dorp, in een restaurant, op school.
  • Tijd, bijvoorbeeld heden (tegenwoordig), verleden, toekomst, een specifiek jaar of seizoen.
  • Omstandigheden: bijvoorbeeld oorlog, zombie-uitbraak, sneeuwstorm, vakantie.

Slide 8 - Diapositive

Setting en sfeer
De plaats, tijd en omstandigheden zijn bepalend voor de sfeer. Voorbeelden van sfeer zijn: 
  • griezelig
  • dreigend
  • benauwend
  • kil
  • geheimzinnig
  • ontspannen
  • verveeld
  • romantisch
  • onbezorgd

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Wat kun je zeggen over de plaats
van het verhaal? Gebruik steekwoorden.

Slide 11 - Carte mentale

Noteer in steekwoorden in welke tijd dit verhaal zich afspeelt. Noem voorbeelden.

Slide 12 - Question ouverte

Wat kun je zeggen over de omstandigheden
van het verhaal? Gebruik steekwoorden.

Slide 13 - Carte mentale

Aan het werk
Optie A
Maken in les
Optie B
Lezen in je leesboek/ huiswerkopdracht 
Zelfstandig:

Cursus 3 Fictie, §1 Setting en sfeer.
Opdracht 1, 2 en 3
op blz. 62-65
Lees verder in je boek! 

Ik maak Fictie §1 Setting en sfeer thuis.



Hieronder staan twee opties. Kies zelf met welke je wil beginnen. We werken zelfstandig en in stilte.

Slide 14 - Diapositive

  • Je weet wat de begrippen 'setting' en 'sfeer' betekenen.
  • Je kunt de setting en sfeer van een verhaal (jouw boek) beschrijven.
Lesdoelen

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Welke drie zaken bepalen de setting en sfeer in een verhaal?

Slide 17 - Question ouverte

Vertel kort iets over de setting en sfeer in jouw boek. Gebruik steekwoorden.

Slide 18 - Question ouverte