45 Grammatica zinsontleding

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 1

Pak je leesboek en ga lezen.

Wat gaan we doen?

Grammatica, zinsontleding

Waarom? Zodat jij ziet uit welke onderdelen een zin (kan zijn) opgebouwd is. Hierdoor verbetert jouw schrijfvaardigheid.

Wat moet je daarvoor kunnen?

1. De persoonsvorm in een zin herkennen,
2. Het werkwoordelijk gezegde in een zin herkennen,
3. Het onderwerp in een zin herkennen,
4. Het eventuele lijdend voorwerp in een zin herkennen,
5. Het eventuele meewerkend voorwerp in een zin herkennen,
6. En als laatste: de eventuele of meerdere bijwoordelijke bepaling(en) in een zin herkennen.

Voorbeeld

Ik / geef / morgen / aan mijn oma / een kado.

O     WG        BWB                MV                         LV

Benoem de zinnen

a. Peter leent zijn boek van Harry Potter aan zijn vriend uit.

b. Enkele leerlingen uit onze klas hadden hun huiswerk niet gemaakt.

Schrijf drie zinnen

1. Schrijf een zin waarin 'Tom' het onderwerp is.
2. Schrijf een zin waarin 'Tom' het lijdend voorwerp is.
3. Schrijf een zin waarin 'Tom' het meewerkend voorwerp is.

 Het werkwoord 'schrijven' deelt soms twee en soms drie rollen uit.

1. Schrijf een zin waarin 'schrijven' twee rollen uitdeelt.
2. Schrijf een zin waarin 'schrijven' drie rollen uitdeelt.

Bedenk voor jezelf telkens: Wat is rol 1, wat is rol 2 en wat is rol 3?

Pak je leesboek en ga lezen.

Wat gaan we doen?

Grammatica, zinsontleding

Waarom? Zodat jij ziet uit welke onderdelen een zin (kan zijn) opgebouwd is. Hierdoor verbetert jouw schrijfvaardigheid.

Wat moet je daarvoor kunnen?

1. De persoonsvorm in een zin herkennen,
2. Het werkwoordelijk gezegde in een zin herkennen,
3. Het onderwerp in een zin herkennen,
4. Het eventuele lijdend voorwerp in een zin herkennen,
5. Het eventuele meewerkend voorwerp in een zin herkennen,
6. En als laatste: de eventuele of meerdere bijwoordelijke bepaling(en) in een zin herkennen.

Voorbeeld

Ik / geef / morgen / aan mijn oma / een kado.

O     WG        BWB                MV                         LV

Schrijf drie zinnen

1. Schrijf een zin waarin 'Tom' het onderwerp is en 'morgen' een bijwoordelijke bepaling.
2. Schrijf een zin waarin 'de krant' het lijdend voorwerp is en een persoon het onderwerp.
3. Schrijf een zin waarin 'mijn oma' het meewerkend voorwerp is.

Formatieve check

It's learning.

Klaar? Kijk naar wat goed en minder goed ging en oefen nog eens met wat opdrachten uit het parapluboekje.