WEEK 13 parler / écrire - vraagwoorden 1hv

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

1E volgens plattegrond

les absents...

Tu es néerlandais (e)? Non je ne suis pas néerlandais(e).

Tu habites où? J'habite à ...............

Tu aimes les sports, le foot, le tennis etc? Oui, j'aime le foot etc.... 

Non, je n'aime pas le tennis etc...........

Qu'est-ce qu'on fait aujourd'hui?

Lesdoel: je kent de Franse vraagwoorden

Oefen met voca van Parler

Schrijf alle vraagwoorden op die je hoort in dit filmpje.

Als het lukt, schrijf je ook de vertaling op.

Welke vraagwoorden heb jij gehoord? Evt met vertaling.

De vraagwoorden:

comment- hoe

qui-wie

quel - welk(e)

où - waar

pourquoi - waarom

quand - wanneer

que - wat

est-ce que: qu'est-ce qu tu fais comme hobby?

Wat betekent comment?

Où est Meppel?

1. waar
2. hoe
3. wie

Wat betekent quel?

Wat betekent pourquoi?

Wat betekent qui?

Welke ezelsbrug kun je gebruiken om qui te onthouden?

Wat betekent que?

1. wie
2. waar
3. wat
4. hoe

............. elle s'appelle?

1. qui
2. que
3. comment
4. pouirquoi

laatste vraag:
............... film on va voir?

1. qui
2. quand
3. quel
4. pourquoi

parler

apprendre 6 

voca doornemen

zelfstandig werken

Maak de opdrachten die klaarstaan in Learnbeat. Lees goed door wat er in Learnbeat staat.

We FLUISTEREN.

Klaar? Schrijf het huiswerk voor volgende week in je agenda en start met het leren van de woordjes

Les devoirs....

Huiswerk  leren apprendre 8, unité 3 en de vraagwoorden