H4 stedelijke gebieden - oefenen

H4 stedelijke gebieden - oefenen
1 / 63
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 63 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

H4 stedelijke gebieden - oefenen

Slide 1 - Diapositive

§4.1 t/m §4.3
§4.1 Ik kan belangrijke vraagstukken in steden rondom duurzaamheid, leefbaarheid en werken analyseren en beoordelen
§4.2 Ik kan verklaren waarom de stad tegenwoordig de motor is van de economie
§4.3 Ik kan verklaren waarom de stedelijke (economische) ontwikkeling bestuurlijke samenwerking over de grenzen van de stad heen vereist en samenwerking tussen bestuur, bedrijfsleven en burgers

Slide 2 - Diapositive

Ikea is een voorbeeld van een hoogwaardige voorziening.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz



Welke uitspraken zijn juist?
A
Het verzorgingsgebied van steden die even groot zijn, is ook even groot.
B
De omvang van een verzorgings-gebied wordt ook bepaald door de bevolkingsdichtheid van dat gebied.
C
In een kleine plaats komen evenveel hoogwaardige voorzieningen voor dan in een grote plaats.
D
Een stad in een dichtbevolkt gebied heeft een kleiner verzorgingsgebied dan in een dunbevolkt gebied.

Slide 4 - Quiz

Waar/Niet waar
In dorpen vind je vooral hoogwaardige voorzieningen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Waar/Niet waar
Een universiteit is een voorbeeld van een hoogwaardige voorziening
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Een stad waar slimme technologie centraal staat heet
A
Creatieve stad
B
Smart city
C
Duurzame stad

Slide 7 - Quiz

Almere is een erg duurzame stad die samenwerkt met Amsterdam. Waarvoor doet Almere dit?
A
voor het vervoer (metropoolregio)
B
veel Almeerders reizen voor hun werk naar Amsterdam
C
om te leren van de grote stad
D
Almere is een jonge stad die zich nog verder moet ontwikkelen

Slide 8 - Quiz

Welk begrip hoort bij deze foto?
A
duurzame stad
B
smart city
C
belevingseconomie
D
creatieve stad

Slide 9 - Quiz

Welk begrip past NIET bij de ´duurzame stad´
A
Energiegebruik
B
Recycling
C
Digitale technologie
D
Open data

Slide 10 - Quiz

Wat hoort niet bij een duurzame stad?
A
aardwarmte
B
meer asfalt
C
flexibel inrichten van gebouwen
D
energieneutraal

Slide 11 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van een smart city?
A
Autoluw
B
Snelweg
C
Automatische verkeerslichten
D
Zonnepanelen

Slide 12 - Quiz

Wat is het effect van Smart city's
A
Jongeren gaan naar de grote steden
B
Jongeren gaan naar kleine steden
C
Ouderen gaan naar grote steden
D
Ouderen gaan naar kleine steden

Slide 13 - Quiz

Wat is een belangrijk aspect van de 'smart city' in de nabije toekomst?
A
Het openbaar maken van gegevens via open data en het bevorderen van burgerparticipatie
B
Het gebruik van fossiele energiebronnen voor stadsontwikkeling
C
Het terugdringen van de digitale technologie om privacy te beschermen
D
Het volledig vermijden van digitalisering in de stad

Slide 14 - Quiz

Een stad met nieuwe ontwikkelingen / innovatie in de creatieve industrie
A
Creatieve stad
B
Smart city
C
Nieuwbouw
D
Utereg

Slide 15 - Quiz

Welke gevolgen heeft de kenniseconomie voor het landelijke gebied?
A
verdozing
B
krimp
C
vergrijzing
D
alle opties zijn juist

Slide 16 - Quiz

In de kenniseconomie is de productiefactor arbeid niet meer belangrijk.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

De kenniseconomie houdt sterk verband met:
A
De primaire sector (land en grondstoffen)
B
De secundaire sector (de verwerking van grondstoffen)
C
De tertiaire sector (dienstverlening)
D
De quartiaire sector (niet-commerciële dienstverlening)

Slide 18 - Quiz

Na 1990 bloeide de stad weer op, dankzij de kenniseconomie.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

Wat verstaat men onder de kenniseconomie?
A
Een economie die gebaseerd is op hersenkracht en dienstverlening.
B
Economie waarbij de uitstraling van een product of dienst meer waard is dan de inhoud.
C
Een economie waarbij de grondstoffen en afval vrijwel volledig worden hergebruikt.

Slide 20 - Quiz

Wat is een sociaaleconomisch kenmerk van mensen in een creatieve stad?
A
Lager opgeleid
B
Ze zijn jong
C
Hoog opgeleid
D
Hoog besteedbaar inkomen

Slide 21 - Quiz

Wat is een creatieve stad?
A
Stad met veel werkenden in de creatieve industrie.
B
stad met veel creatieve mensen
C
stad met veel mensen die werken aan het vernieuwen van de aarde
D
stad met weinig mensen

Slide 22 - Quiz

In een creatieve stad hebben veel inwoners een hoog opleidingsniveau .
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quiz

Het begrip creatieve stad
past het best bij de jaren ...
A
60
B
70
C
80
D
90

Slide 24 - Quiz

Wat is het doel van het idee van de creatieve stad?
A
Meer kunst is goed voor de mensen in de stad.
B
Een stad met minstens één kunstacademie
C
De creatieve stad is een economische motor.
D
Een stad die de wijken origineel verbetert.

Slide 25 - Quiz

Bedrijventerrein in de buurt van een universiteit met uitstekende digitale infrastructuur.
A
Broedplaats
B
Innovatie campus
C
Smart City
D
Science Park

Slide 26 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een trend die sinds 1990 in veel steden is ontstaan?
A
De opkomst van traditionele industriegebieden
B
De groei van de agrarische sector in de stad
C
Het verdwijnen van kunst en cultuur uit stedelijke gebieden
D
De ontwikkeling van science parks en samenwerking met universiteiten

Slide 27 - Quiz

Wat is een goed voorbeeld van een duale arbeidsmarkt?
A
Een stratenmaker kan bijna geen promotie maken, maar een marketer kan steeds verder groeien in zijn carrière.
B
Er zijn veel meer banen in de primaire en secundaire sector dan in de tertiaire sector.
C
Ambtenaren krijgen veel minder betaald dan mensen die in het bedrijfsleven werken.
D
Een docent kan veel makkelijker parttime werken dan een automonteur.

Slide 28 - Quiz

Wat is waar?
Een duale arbeidsmarkt ...
A
komt vaak voor in steden.
B
geeft een verschil in type arbeid weer.
C
gaat over draagkrachtige inwoners van de stad.
D
past bij een kenniseconomie.

Slide 29 - Quiz

Publiek-private samenwerking is samenwerking tussen...
A
Overheid (publiek)en bedrijven (privaat
B
Overheid (privaat) en bedrijven (publiek)

Slide 30 - Quiz

Welk begrip past bij de volgende tekst.
De gemeente Amsterdam realiseert veel grote projecten. Het Zuidasproject, waarbij een gebied gerealiseerd wordt waar kan worden gewoond, gewerkt en gewinkeld en waar auto’s, treinen en metro’s onder de grond rijden, is een bijzonder project. De gemeente Amsterdam wil samenwerking met het Rijk en bedrijven het Zuidasproject realiseren.
A
Regionale samenwerking
B
Private sector
C
Publiek-private samenwerking
D
Openbaar bestuur

Slide 31 - Quiz

Almere en Lelystad leggen een fietssnelweg aan
A
Regionale samenwerking
B
Publiek-private samenwerking

Slide 32 - Quiz

Een voorbeeld van de
publieke sector is
A
Mac Donalds
B
Ikea
C
Gemeente Zwolle
D
Rabobank

Slide 33 - Quiz

Welk antwoord past niet
bij een Publiek Private
Samenwerking?
A
levert wederzijds voordeel op
B
vergunningen worden sneller verstrekt
C
bedrijven worden er niet bij betrokken
D
leidt vaak tot lagere kosten bij de bouw

Slide 34 - Quiz

Wat kenmerkte de stedelijke ontwikkelingen tussen 1975 en 1990?
A
Snelle economische groei en veel werkgelegenheid
B
Suburbanisatie en de afname van de stedelijke bevolking
C
Het ontstaan van veel kennisintensieve bedrijven in de steden
D
De opkomst van de belevingseconomie en technologieparken

Slide 35 - Quiz

§4.4 t/m §4.6
§4.4 Ik kan de verbanden tussen de ruimtelijke ontwikkeling van steden en demografische ontwikkelingen verklaren
§4.5 Ik kan de samenhang tussen woningkenmerken, bewonerskenmerken en leefbaarheid verklaren
§4.6 Ik kan stedelijk beleid gericht op leefbaarheid in wijken en buurten beoordelen

Slide 36 - Diapositive

De stedelijke ontwikkeling in Nederland wordt na 1990 gekenmerkt door ...
A
vorming van stedelijke gebieden.
B
suburbanisatie.
C
verstedelijking.
D
vorming van agglomeraties.

Slide 37 - Quiz

Welke type wijk is meest aantrekkelijk voor herstructurering?
A
19e eeuwse arbeiderswijk, dichtbij centrum
B
jaren 30-wijk, grote oude huizen, verder van centrum
C
naoorlogse wijk met portiekflats
D
wijk met huizen van rond 1980, vaak hofjes

Slide 38 - Quiz

Vanaf 1965 begint het aantal inwoners in Rotterdam af te nemen.
Hoe wordt deze fase van stedelijke ontwikkeling genoemd?
A
urbanisatie
B
suburbanisatie
C
re-urbanisatie

Slide 39 - Quiz

In welke wijk is de kans op gentrification het grootst?
A
Vinex-wijk
B
19e-eeuwse arbeiderswijk
C
naoorlogse flatwijk
D
industrieterrein

Slide 40 - Quiz

Waarom is juist in een 19e eeuwse wijk de kans op gentrification het grootst?

Slide 41 - Question ouverte

Wat voor wijk is dit?
A
Vooroorlogse wijk
B
Arbeiderswijk
C
Naoorlogse wijk
D
Jaren 70 wijk

Slide 42 - Quiz

Welk gevolg heeft gentrification voor de voorzieningen in de wijk?
A
Er kunnen luxere voorzieningen komen.
B
Er komen minder voorzieningen.
C
Er zullen meer voorzieningen voor ouderen komen.
D
Er zullen minder winkels komen, maar meer scholen.

Slide 43 - Quiz

Wat is het verschil tussen stadsvernieuwing en herstructurering?
A
stadsvernieuwing is voor de bestaande bewoners
B
bij herstructurering verandert de bevolkingssamenstelling
C
bij herstructurering kan ook de infrastructuur veranderen
D
alle andere antwoorden zijn juist

Slide 44 - Quiz

Welk proces past het beste bij de stedelijke ontwikkeling van veel Nederlandse steden op dit moment?
A
urbanisatie
B
suburbanisatie
C
re-urbanisatie

Slide 45 - Quiz

Wat is een voordeel van stadsvernieuwing?
A
Er worden geen huurhuizen gebouwd.
B
In de nieuwe woningen komen alleen inwoners van buiten de wijk.
C
De winkels in de wijk gaan dicht.
D
Voor de oude huizen komen betaalbare, nieuwe woningen terug.

Slide 46 - Quiz

Wijkactiviteiten bevorderen de sociale cohesie in een wijk
A
Juist
B
Onjuist

Slide 47 - Quiz

Is dit een voorbeeld van renovatie of van stadsvernieuwing?
A
renovatie
B
sanering
C
restauratie

Slide 48 - Quiz

Belangrijkste redenen om te herstructureren?
A
Betere woningen
B
Minder segregatie (Arm en rijk meer samen)
C
Aantrekkelijker om in de stad te wonen
D
Verbetering van voorzieningsniveau

Slide 49 - Quiz

Wat voor wijk is dit?
A
woon wijk
B
bloemkool wijk
C
arbeiders wijk
D
vinex-wijk

Slide 50 - Quiz

Voor welk doel is een buurtprofiel handig voor een gemeente?
A
kijken waar een nieuwbouwwijk kan worden gebouwd
B
verbeteren van de sociale veiligheid in een woonwijk
C
kijken waar een duurzaam bedrijf gevestigd kan worden
D
Men wil kijken waar een nieuwe basisschool kan worden gebouwd

Slide 51 - Quiz

Een voorbeeld van ruimtelijke segregatie is ...
A
Verschil in etnische achtergrond
B
Goed stedelijk netwerk
C
Grootgrondbezitters
D
Gated community

Slide 52 - Quiz

Wat voor soort woningen zal je vooral zien met deze bewonerskenmerken?
A
Meergezinswoningen
B
Vrijstaande Woningen
C
Laagbouw

Slide 53 - Quiz

Fietsen worden vaker gestolen, maar de pakkans van dieven is klein. Mensen doen minder aangifte.
De objectieve sociale veiligheid ... en de subjectieve sociale veiligheid .....
A
daalt - stijgt
B
daalt - daalt
C
stijgt - stijgt
D
stijgt - daalt

Slide 54 - Quiz

Wat is geen woningkenmerk?
A
Type woning
B
Percentage eenpersoonshuishoudens
C
Onderhoudsniveau
D
Hoogbouw of laagbouw

Slide 55 - Quiz

Wat is een juiste bewonerskenmerk van de wijk Saendelft?
A
Veel mensen met migratieachtergrond, praktisch ingeleid
B
Praktisch opgeleid, gezinnen
C
Jonge gezinnen, theoretisch opgeleid
D
Lager besteedbaar inkomen, praktisch opgeleid

Slide 56 - Quiz

Als de gemeente bosjes weghaalt bij een fietspad in de openbare ruimte om de sociale veiligheid te vergroten, past dit het best bij het begrip
A
toegankelijkheid
B
onderhoud
C
overzichtelijkheid
D
toezicht

Slide 57 - Quiz

Welke maatregelen verminderen de ruimtelijke segregatie?
A
huursubsidie
B
islamitische school
C
beter openbaar vervoer
D
sociale woningbouw

Slide 58 - Quiz

Vandalisme door hangjeugd valt onder...
A
Objectieve veiligheid
B
Buurtveiligheid
C
Sociale veiligheid
D
Subjectieve veiligheid

Slide 59 - Quiz

Welke combinatie van woningkenmerk
en bewonerskenmerk is juist?
A
Jaren 50, laagopgeleide bewoners.
B
Jaren 70, grote gezinnen.
C
Jaren 60, vaak mensen met een migratie-achtergrond
D
Jaren 80, starters op de woningmarkt.

Slide 60 - Quiz

Welke combinatie van woningkenmerk
en bewonerskenmerk is juist?
A
Goed onderhouden, sociale huur.
B
Goed onderhouden, lage inkomens.
C
Rijtjeswoningen, mensen met een migratie-achtergrond
D
Rijtjeswoningen, gezinnen met kinderen.

Slide 61 - Quiz

Gaat het in deze figuren om Subjectieve of Objectieve sociale veiligheid?
A
Objectieve sociale veiligheid
B
Subjectieve sociale veiligheid

Slide 62 - Quiz

1. Betere sociale cohesie zorgt voor een groter gevoel van sociale veiligheid.
2. Openbare ruimte moet altijd voor iedereen toegankelijk zijn.
A
1 en 2 zijn beide juist
B
1 is juist, 2 is onjuist
C
1 is onjuist, 2 is juist
D
1 en 2 zijn onjuist

Slide 63 - Quiz