V1G 28/03

V1G - 28 maart
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2ISK

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

V1G - 28 maart

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
Debatteren/discussiëren 
Stellingen en argumenten


Lesdoel:
Je weet wat stellingen en argumenten zijn én je kunt deze herkennen en maken.

Slide 2 - Diapositive

Debatteren/discussiëren
Stelling           = een uitspraak of onderwerp
Standpunt    = het wel of niet eens zijn met de stelling
Argument      = een reden om het wel of niet eens te zijn met de stelling


Iedereen zou minimaal twee verschillende talen moeten kunnen spreken. Je hersenen worden sterker, waardoor je sneller kunt denken. 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Wat staat er tussen [ ]?

[Ik denk niet dat het feest vanavond doorgaat.] Het gaat namelijk heel hard waaien.
A
stelling
B
argument

Slide 5 - Quiz

Wat staat er tussen [ ]?

Mensen moeten minder vlees eten, [want dat is gezonder voor hun lichaam].
A
stelling
B
argument

Slide 6 - Quiz

Wat staat er tussen [ ] ?

[Het is goed om een hobby te hebben], dat maakt je een gelukkiger mens.
A
stelling
B
argument

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Lien

Wat vind jij van appen op de fiets?
Geef je mening met minimaal twee argumenten.
(denk aan: woordvolgorde, signaalwoorden, ...)

Slide 9 - Question ouverte


Kun je zelf een stelling bedenken?

Slide 10 - Question ouverte

Argumenten zoeken
Wat: We gaan oefenen met het formuleren van argumenten.
Hoe: De klas wordt verdeeld in 4 groepjes. In totaal zijn er twee stellingen. Eén stelling per twee groepjes: het ene groepje is voor de stelling, het andere groepje is tegen de stelling. In jouw groepje formuleer je argumenten (voor of tegen de stelling).
Tijd: 15 minuten. Daarna gaan de groepjes tegen elkaar.
Klaar? Zoek ook op het internet: kun je meer argumenten vinden? Schrijf ze duidelijk op.

Slide 11 - Diapositive

Debat
Twee groepjes: één stelling.
Het ene groepje is voor, het andere groepje is tegen.
REGELS:
- Je laat elkaar uitspreken
- Je blijft respect voor elkaar hebben
- Als iemand spreekt, is de rest stil
- De groepjes die niet meedoen, zijn het 'publiek': zij kiezen welk groepje gewonnen heeft.

Slide 12 - Diapositive

Einde van de les
Volgende week: 

- Welke soorten argumenten zijn er?
- Waar kun je goede bronnen vinden?

Lesdoel:
Je weet wat stellingen en argumenten zijn én je kunt deze herkennen en maken.

Slide 13 - Diapositive