H57 - Signaalwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 1

Welkom 1D! 

Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:

• leesboek
• etui
• Kern + schrift

Lezen in je leesboek!

Vandaag ...

• Wat weet je nog?
• Herhalen H43
• Uitleg H57
• Aan de slag!

Doelen van de les: 

• Je weet welke tekstverbanden er zijn en welke signaalwoorden erbij horen. 

• Je kunt tekstverbanden in een tekst herkennen aan de gebruikte signaalwoorden.

Terugblik

H43: moeilijke woorden

H43: moeilijke woorden

Samengevat:

• Je kunt de context gebruiken om de betekenis van het woord te achterhalen. 
• Context: de samenhang van de hele tekst. Lees de woorden en zinnen om het woord heen. 

Woordraadstrategieën

Met woordraadstrategieën kun je de betekenis van een onbekend woord via de context achterhalen:

• een woord wordt in de zin of in de volgende zin uitgelegd; 
• er staat een synoniem in de buurt; 
• er staat een tegenstelling in de buurt; 
• het woord heeft een samenstelling waarvan je een gedeelte wel kent; 
• het woord lijkt op een woord dat je wel kent, bijv. uit een andere taal. 

Startopdracht

Lees de volgende zinnen en probeer steeds het vetgedrukte woord te raden. Schrijf daarna op welke strategie je hebt gebruikt. 

1. De jongen was energiek. Hij sprong de hele dag rond en was niet moe te krijgen.
2. Mijn oma is heel kwiek, in tegenstelling tot mijn opa, die vaak moe is.
3. We moesten een veiligheidshelm op. Zo'n helm beschermt je hoofd.
4. De hond was agressief, niet zoals de rustige kat.
5. De leraar zei dat onze antwoorden incorrect waren, dus niet goed.
6. De man was een donateur, iemand die geld geeft aan een goed doel.

H57 - Signaalwoorden

H57 - Signaalwoorden

Alinea's en zinnen staan niet zomaar achter elkaar. Ze hebben vaak een relatie met elkaar                        tekstverbanden.

Deze verbanden herken je aan signaalwoorden. Deze woorden geven je een seintje: let op! Er is een verband in de tekst. 

H57 - Signaalwoorden

Alinea's en zinnen staan niet zomaar achter elkaar. Ze hebben vaak een relatie met elkaar                        tekstverbanden.

Deze verbanden herken je aan signaalwoorden. Deze woorden geven je een seintje: let op! Er is een verband in de tekst. 

We lezen blz. 118

Morgenmiddag gaat Silvan met zijn vrienden gamen.

1. opsomming
2. tegenstelling
3. tijd
4. oorzaak-gevolg

Lucie drinkt twee glazen cola. Toch vindt ze sinas lekkerder.

1. opsomming
2. tegenstelling
3. tijd
4. oorzaak-gevolg

Roy vindt de wiskundelessen leuk. Ten eerste houdt hij van rekenen, ook vindt hij de docent heel aardig.

1. opsomming
2. tegenstelling
3. tijd
4. oorzaak-gevolg

Door goed te trainen hoopt Sem beter te worden in atletiek.

1. doel-middel
2. tegenstelling
3. tijd
4. oorzaak-gevolg

Doordat het zo hard regende, werd iedereen hartstikke nat.

1. doel-middel
2. tegenstelling
3. tijd
4. oorzaak-gevolg

Aan de slag!

Maak H57 Signaalwoorden: opdr. 1 t/m 9

blz. 118/119

Werk zelfstandig in stilte of overleg op fluitertoon met degene naast je.

Klaar? 

• Kijk zelfstandig H15 t/m 17 en 43 na (nakijkboek onder in de witte kast)
• Maak een samenvatting van de hoofdstukken
• Lezen in je leesboek

Huiswerk

Dinsdag 10 juni: 

• H57: opdr. 1 t/m 9