Vertelperspectief NN7 fictie par2

Smile now,
cry later
1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 10 min

Éléments de cette leçon

Smile now,
cry later

Slide 1 - Diapositive

Wat vertelt deze cover jou over het boek?
Uit welk land komt deze persoon?
Wat voor soort boek zal het zijn?
dinsdag 3 juni 2025
  • Smiley: wat vind je er (tot nu toe) van?
  • Herhaling begrippen fictie

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Smiley: het verhaal

Julia is 14 en vlucht met haar vader en broertje vanuit Mexico naar de VS. In Washington D.C. voelt ze zich eenzaam en raakt ze betrokken bij een bende: StreetMaffia. Ze wordt verliefd op Dante, de bendeleider, maar komt steeds dieper in gevaarlijke situaties terecht. Wanneer het geweld uit de hand loopt, besluit ze met de FBI samen te werken en de bende van binnenuit te helpen oprollen. Ze raakt zwanger en moet kiezen tussen veiligheid, loyaliteit en haar eigen toekomst.

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Smiley: het verhaal

  • Julia’s aankomst in de VS en haar eenzaamheid op school
  • Haar kennismaking met Dante en toetreding tot StreetMaffia
  • Het moment waarop ze geweld van dichtbij meemaakt
  • Haar besluit om de FBI te helpen als informant
  • De ontdekking dat ze zwanger is
  • De confrontatie tussen loyaliteit aan de bende en haar eigen veiligheid

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Smiley: wat vind je er tot nu toe van?

Beoordelingswoord?

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke foto vind jij het meest bij Julia passen?

Slide 6 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Smiley: leerzame les
Het boek laat zien hoe snel je verstrikt kunt raken in verkeerde keuzes, vooral als je je eenzaam voelt en ergens bij wilt horen. Smiley maakt duidelijk hoe belangrijk het is om trouw te blijven aan jezelf, en dat moed ook betekent dat je wegloopt van gevaar in plaats van erin te blijven.

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Smiley: wat vind je er tot nu toe van?
  • Tof? Wat vind je tof aan het boek
  • Duf? Wat vind je duf aan het boek
  • Huh? Wat begrijp je niet in het boek?


Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe zat het                                                 ook alweer?

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vertelperspectief
Als je een verhaal leest, wordt het verhaal aan jou gepresenteerd vanuit een bepaald standpunt. Dit noem je het vertelperspectief.
Je kent de volgende vertelperspectieven:
  • Ik vertelperspectief
  • Hij/Zij vertelperspectief
  • Wisselend vertelperspectief

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

  • ik-perspectief (ik-verteller): Je ziet alles door de ogen van de ik. Geschreven in de ik-vorm. Dat levert een subjectief beeld op. Subjectief is 'maar van één kant', alleen maar hoe de ik-persoon over dingen denkt. Je weet als lezer niet meer dan de ik-verteller. Je leert de ik-persoon wel heel goed kennen.

  • hij/zij-perspectief (hij/zij-verteller) Ook hier zie je alles door de ogen van één persoon. Nu wordt de hij-/zij-vorm gebruikt. Ook dit perspectief levert een subjectief beeld op. Je weet alleen maar hoe hij/zij over dingen denkt.

  • wisselend perspectief (alwetende of meervoudige verteller) De verteller wisselt steeds van ik- naar hij/zij-verteller. Je weet dan meer én van meerdere personen (o.a. hoe zij denken). Dit is meestal objectief. Dat geeft dan een 'eerlijker' beeld van wat er gebeurt, omdat je het verhaal van meerdere kanten beleeft.

Slide 11 - Diapositive

Welk verhaalperspectief kent het verhaal 'Asiel'?
Ik-perspectief (ik-verteller)
Je ziet alles door de ogen van de ik. Geschreven in de ik-vorm. 

Dat levert een subjectief beeld op. Subjectief is 'maar van één kant', alleen maar hoe de ik-persoon over dingen denkt.

Je weet als lezer niet meer dan de ik-verteller. Je leert de ik-persoon wel heel goed kennen.



Slide 12 - Diapositive

Welk verhaalperspectief kent het verhaal 'Asiel'?
Hij/zij perspectief en wisselend perspectief
  • Hij/zij-perspectief (hij/zij-verteller): Ook hier zie je alles door de ogen van één persoon. Nu wordt de hij-/zij-vorm gebruikt. Ook dit perspectief levert een subjectief beeld op. Je weet alleen maar hoe hij/zij over dingen denkt.


  • Wisselend perspectief (alwetende of meervoudige verteller): De verteller wisselt steeds van ik- naar hij/zij-verteller. Je weet dan meer én van meerdere personen (o.a. hoe zij denken). Dit is meestal objectief. Dat geeft dan een 'eerlijker' beeld van wat er gebeurt, omdat je het verhaal van meerdere kanten beleeft.



Slide 13 - Diapositive

Welk verhaalperspectief kent het verhaal 'Asiel'?
Personages
Hoofdpersoon
  • Belangrijkste personage in een verhaal. 

  • Wordt uitgebreid beschreven: je leest wat deze persoon denkt en voelt.

  • Heeft meestal een probleem of opdracht in het verhaal dat opgelost of volbracht moet worden. 

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Personages beschrijven
Een personage kun je beschrijven aan de hand van karaktereigenschappen.

Denk bijvoorbeeld aan woorden zoals:
  • sociaal - op zichzelf
  • voorzichtig- avontuurlijk
  • Paniekerig-kalm
  • creatief- ordelijk
  • eerlijk- achterbaks/oneerlijk 

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Setting en sfeer: hoe zat het ook alweer?
Verhalen spelen zich altijd af op een bepaalde tijd, een bepaalde plaats en in bepaalde omstandigheden. Dat noem je de setting en de sfeer.
  1. Plaats: een land, een dorp, maar ook de ruimte zoals een lokaal of een kamer.
  2. Tijd: verleden, heden of toekomst, maar ook het seizoen en de tijd van de dag zijn van belang.
  3. Omstandigheden: oorlog of vrede, dictatuur, fijn gezin of juist niet.



Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Setting en sfeer: hoe zat het ook alweer?
De combinatie van plaats, tijd en omstandigheden zorgt vaak voor een bepaalde sfeer in een verhaal. 

Bijvoorbeeld verdrietig, angstig, kil, vrolijk, opgelucht.



Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Tijd: hoe zat het ook alweer?
  • Tijd waarin een verhaal zich afspeelt
  • Verteltijd
  • Vertelde tijd
  • Chronologisch
  • Niet-chronologisch
  • Flashback
  • Flashforward

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Manieren om tijd te herkennen
  • Een jaartal
  • Historische figuren (Willem Barents)
  • Historische gebeurtenissen
  • Gewoontes, voorwerpen, kleding en eten
  • Omgeving

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Tijd waarin een verhaal zich afspeelt.
  • In de Middeleeuwen
  • in het oude Egypte
  • in de Tweede Wereldoorlog
  • in het heden
  • in de toekomst

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Verteltijd: tijd die het kost om een verhaal te lezen. 

Vertelde tijd: tijd die in het verhaal voorbij gaat. 

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verteltijd
De tijd die nodig is om een verhaal te vertellen
oftewel het aantal pagina's van een boek.

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vertelde tijd
De tijd die in een verhaal verloopt.

Dat kunnen minuten, uren, dagen, weken, maanden of jaren zijn.

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Chronologie
Chronologische volgorde 
           als het verhaal wordt verteld in de volgorde
           waarin de gebeurtenissen plaatsvinden

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wel of niet chronologisch
De volgorde waarin de gebeurtenissen verteld worden.
  • chronologisch: de gebeurtenissen worden verteld in de volgorde waarin ze gebeurd zijn, dus van begin tot eind.
  • niet-chronologisch: in het verhaal worden sprongen gemaakt naar gebeurtenissen uit verleden of toekomst.

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Chronologisch
  • terugverwijzing: in het verhaal wordt kort herinnerd aan wat er in het verleden is gebeurd
  • vooruitwijzing: in het verhaal wordt kort verwezen naar iets wat nog gaat gebeuren

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Niet-chronologisch
  • flashback: in het verhaal word je meegenomen naar het verleden
  • flashforward: in het verhaal word je meegenomen naar de toekomst

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Spanning
  • Spanning in een verhaal ontstaat doordat er onverwachte dingen gebeuren. In een bepaalde setting, zoals bij een ontvoering of een misdrijf, kan een gebeurtenis spannend worden. Deze spanning noem je actiespanning. Vaak gebeuren er bij actiespanning veel dingen snel achter elkaar, er is een hoog tempo in het verhaal.
  • Psychologische spanning kan ontstaan doordat je je betrokken voelt bij een personage. Je kunt erg meeleven of iemand juist vreselijk vinden.

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Spanning
  •  Door open plekken in een verhaal zorgt de schrijver dat je informatie mist. Dit kan ook leiden tot spanning. Jij wilt tenslotte wel weten wat er gebeurd is.
  • Een cliffhanger is een heel bekende manier van spanning opwekken. Een hoofdstuk of een aflevering stopt juist op het spannende moment. Hierdoor blijf jij nieuwsgierig.

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Beoordelingswoorden
Wat het verhaal met je doet:

 
  • Spannend - saai
  • Duidelijk - verwarrend
  • Humoristisch - zonder humor
  • Veel actie - gebeurt weinig in
  • Verdrietig - vrolijk

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Beoordelingswoorden
Realistisch of niet-realistisch?

  • Realistisch of niet-realistisch?
  • Geloofwaardig - ongeloofwaardig
  • Herkenbaar - niet herkenbaar
  • Levensecht - bedacht
  • Kan echt gebeuren - kan niet echt gebeuren

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opbouw van een boek

Naast verloop van tijd kun je een boek/verhaal bespreken door te kijken naar het begin en einde.


Begin:

- Proloog (verhaal vooraf)

- Inleidend begin (ab ovo)

- Middenin de gebeurtenissen (in medias res)


Einde:

- Open einde

- Gesloten einde

- Epiloog (verhaal achteraf)

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Fragment 'Wreed' - Mel Wallis de Vries

"Schichtig kijk ik over mijn schouder . Het park is donker, nat en verlaten. De schimmen van de hoge bomen zijn de enige getuigen. Ik weet dat ze niks zullen verklappen.

Vaarwel, denk ik terwijl ik me omdraai. Niemand zal zich mij herinneren. En het beste is als ik mezelf ook vergeet.

Plotseling zie ik iets tussen de bomen bewegen! Een moment weet ik niet wat ik moet doen en raak ik in paniek. Maar dan komt alles weer terug. Ik haal diep adem en verschuil me in de donkere schaduwen."

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Op welke manier verwerkt de schrijfster spanning in dit verhaal?

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Cliffhanger
Bij vervolgverhalen, bijvoorbeeld serieboeken of soaps eindigt het verhaal vaak op een spannend moment. Dat noem je een cliffhanger. 
De bedoeling van de schrijver is dat je het volgende boek gaat lezen of de volgende aflevering gaat kijken.
(Cliffhanger betekent letterlijk: iets dat over een rotswand hangt en in de afgrond of in de zee dreigt te vallen.)

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Open plekken
Een schrijver kan ook dingen weglaten uit het verhaal waar je wel nieuwsgierig naar bent, maar waar je niet (meteen) antwoord op krijgt. Dit noemen we open plekken. 

Je móet dan verder lezen om het antwoord te weten te komen.

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Je krijgt een vermoeden over de afloop
De schrijver schrijft zijn/haar verhaal vaak zo, dat je een vermoeden krijgt over de afloop. 

Je denkt dan te weten hoe het verhaal zal aflopen. 

Soms klopt je vermoeden, soms ook niet. 

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lees het volgende fragment.
'Met zwaailicht giert de ambulance de hoek om. Hij stopt vlak voor hen. Twee ziekenbroeders springen eruit. Ze rennen naar de achterkant van de auto, tillen een brancard naar buiten en lopen haastig langs de portier naar binnen. ‘Opzij allemaal!’ De portier duwt een aantal jongens en meisjes naar achteren. ‘Zo meteen kunnen ze er niet door’ Iedereen praat erover. ‘Misschien valt het wel mee,’ zegt een meisje. ‘Denk dat maar niet,’ horen ze een jongen zeggen. ‘Ik kom er net vandaan. Ze hebben haar in de WC gevonden, helemaal bewusteloos. Er was geen leven in te krijgen. Ze hebben het zelfs met emmers water geprobeerd.’ '

Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke truc(s) heeft de schrijver gebruikt om dit fragment spannend te maken?

Slide 39 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Doel lessenserie Taalkunde

Slide 40 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vandaag

Slide 41 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een taal?
  • Bedenk voor jezelf wat een taal is. Maak daar een woordweb van. (3 min)
  • Overleg met je buur. Vul jullie woordwebben aan. (3 min)
  • Bespreek klassikaal (3 min)

Slide 42 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 43 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 44 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Smiley



Genre
Titel
Thema
Boodschap
Omgeving

Slide 45 - Diapositive

Wat vertelt deze cover jou over het boek?
Uit welk land komt deze persoon?
Wat voor soort boek zal het zijn?
Verklaar de titel 'Smiley'

Slide 46 - Diapositive

Wat vertelt deze cover jou over het boek?
Uit welk land komt deze persoon?
Wat voor soort boek zal het zijn?
Hoe voel je jezelf als
"de moed je in de schoenen zinkt"?

Slide 47 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions