Formuleren deel 4

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 1

Formuleren deel 4

- PTO stand van zaken

- Formuleren blokken 1-3

- Zelfstandig oefenen met oefentoets

PTO 2024-2025

PTO - stand van zaken 

PTO 2024-2025

PTO - stand van zaken 

1) Spelling  / proefwerk ( 2x)

2) Grammatica zinsdelen & woordsoorten / proefwerk (3x)

3) Fictie / proefwerk (2x)

4) Formuleren (3x)

5) Werkstuk (2x)

6) Boekopdracht 3 boeken (2x)

7) Meer dan lezen (proefwerkweek 4 - 3x)

Welke uitspraak is waar?

1. Aan het eind van de zin staat altijd een leesteken.
2. Bij een uitroep kun je kiezen welk leesteken je gebruikt.
3. Elke volledige zin heeft een persoonsvorm of onderwerp.
4. Je begint de zin altijd met een onderwerp.

Welk leesteken zet je aan het eind van een vraagzin?

1. !
2. .
3. ?
4. :

Is de zin volledig of niet?

Je moet stil zijn nou!

1. Ja, er mist niets
2. Nee, er mist iets

Is de zin volledig of niet?

Is iedereen klaar?

1. Ja, er mist niets
2. Nee, er mist iets

Is de zin volledig of niet?

Je bent als eerste.

1. Ja, er mist niets
2. Nee, er mist iets

Is de zin volledig of niet?

Lars op vakantie?

1. Ja, er mist niets
2. Nee, er mist iets

Is de zin volledig of niet?

Niet spieken!

1. Ja, er mist niets
2. Nee, er mist iets

Juist of onjuist?
Op mijn brood eet ik pindakaas. Met plakjes banaan.

1. Juist
2. Onjuist

Juist of onjuist?
De komiek is erg grappig, waardoor ik niet kan stoppen met lachen.

1. Juist
2. Onjuist

Juist of onjuist?
Omdat Tamar morgen een examen heeft. Gaat ze vroeg naar bed.

1. Juist
2. Onjuist

Maak een correcte zin:
De route staat goed aangegeven. Waardoor we de weg weten.

Woorden kunnen mannelijk, vrouwelijk of onzijdig zijn. Dit noem je ….

1. Gender
2. Woordgeslacht
3. Woordkeuze
4. Naamvallen

Welk woordgeslacht is het lidwoord de?

1. Mannelijk
2. Vrouwelijk
3. Onzijdig

Benoem het woordgeslacht van het volgende woord: Het huisje

1. Mannelijk
2. Vrouwelijk
3. Onzijdig

Naar de-woorden wijs je terug met … en ….

1. Dit / dat
2. Deze / die

Naar het-woorden wijs je terug met … en ….

1. Dit / dat
2. Deze / die

Zelfstandig 

Begin met de oefentoets. Dit mag met open boek zodat je dingen kunt opzoeken!

Morgen starten we met de trappen van vergelijking en gaan dan verder met de oefentoets.  

Leer alvast voor de toets!