Groep 7-8 | spelling | woorden met trema

Nieuw logo
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsSpelling+2BasisschoolGroep 7,8

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Nieuw logo

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

spelling
Doel: 
Ik weet wanneer ik een trema moet gebruiken als in een woord twee klinkers botsen en ik kan deze woorden zonder fouten schrijven.

Slide 2 - Diapositive

Bespreek het doel van deze les. Wat gaan de leerlingen oefenen/leren?

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wij maken woorden met klinkers en medeklinkers. Wanneer twee klinkers samen een nieuwe klank maken dan noemen we dat een dubbelklank. Maar wanneer twee klinkers naast elkaar staan die geen nieuwe klank maken dan noemen we dat klinkerbotsing. Wanneer twee klinkers in een woord botsen gebruiken we het trema zodat we het woord juist uitspreken.

Slide 4 - Diapositive

Leg uit:

Wij maken woorden met klinkers en medeklinkers. Wanneer twee klinkers samen een nieuwe klank maken dan noemen we dat een dubbelklank. Maar wanneer twee klinkers naast elkaar staan die geen nieuwe klank maken dan noemen we dat klinkerbotsing. Wanneer twee klinkers in een woord botsen gebruiken we het trema zodat we het woord juist uitspreken.

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bekijk via het oogje de woordkaart.

Slide 6 - Diapositive

Bekijk samen de woordkaart. Klik op het oogje om de woordkaart te openen. Daarna heb je de mogelijkheid om de afbeelding te vergroten (inzoomen). 
Bekijk via het oogje het uitlegblad.

Slide 7 - Diapositive

Bekijk samen het uitlegblad Klik op het oogje om het uitlegblad te openen. Daarna heb je de mogelijkheid om de afbeelding te vergroten (inzoomen). 

Waar zet ik het trema?
mozaiek.

Slide 8 - Question ouverte

Antwoord: mozaïek.

Waar zet ik het trema?
ideeen

Slide 9 - Question ouverte

Antwoord: ideeën.

Waar zet ik het trema?
Israel

Slide 10 - Question ouverte

Antwoord: Israël.

Waar zet ik het trema?
pinguin

Slide 11 - Question ouverte

Antwoord: pinguïn.

Waar zet ik het trema?
sleeen

Slide 12 - Question ouverte

Antwoord: sleeën.

Een trema maakt duidelijk hoe je een woord uitspreekt.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

Antwoord A: waar.
Schrijf je de onderstaande woorden met of zonder trema?
Met trema 
Zonder trema
efficient
coordinatie
elektricien
geijsbeerd
genitalien
geinfiltreerd
petroleum
gelinieerd
uitzaaiingen
naief
industrieel
Italie
reunie
financien

Slide 14 - Question de remorquage

Laat de leerlingen de woorden sorteren op zonder trema en met trema.
Ook in het meervoud krijgen sommige woorden een trema voor de uitspraak zoals:
idee - ideeën
kopie - kopieën.
Het trema geeft aan dat een nieuwe klankgroep begint.

Slide 15 - Diapositive

Leg uit.

Ook in het meervoud krijgen sommige woorden een trema voor de uitspraak zoals:
idee - ideeën
kopie - kopieën.
Het trema geeft aan dat een nieuwe klankgroep begint.
Wanneer krijgt een woord in het meervoud een trema?

Woorden die eindigen op:
-ie of -ee en waarbij het meervoud NIET op een -s eindigt.

Slide 16 - Diapositive

Leg bovenstaande uit.
De klemtoon bepaalt waar je het trema plaatst:
als de klemtoon op het laatste stukje van het woord valt, komt er in het meervoud -ën achter het grondwoord.
Voorbeeld: melodie - melodieën.
Als de klemtoon NIET op het laatste stukje van het woord valt, komt er in het meervoud een trema op de laatste -e van het grondwoord en komt er alleen een -n achter.
Voorbeeld: olie - oliën.

Slide 17 - Diapositive

Leg bovenstaande uit. 
Laat leerlingen vragen stellen.
Bekijk via het oogje het uitlegblad.

Slide 18 - Diapositive

Bekijk samen het uitlegblad Klik op het oogje om het uitlegblad te openen. Daarna heb je de mogelijkheid om de afbeelding te vergroten (inzoomen). 

Schrijf het meervoud van idee.

Slide 19 - Question ouverte

Antwoord ideeën.

Schrijf het meervoud van kopie.

Slide 20 - Question ouverte

Antwoord kopieën. 

Schrijf het meervoud van ree.

Slide 21 - Question ouverte

Antwoord reeën.

Schrijf het meervoud van zee.

Slide 22 - Question ouverte

Antwoord zeeën.

Schrijf het meervoud van wee.

Slide 23 - Question ouverte

Antwoord weeën.
Heeft iemand nog een vraag?
Voor groep 7 stopt hier de instructie. Jullie kunnen aan de slag met het werkblad.
Groep 8 mag nog even blijven zitten. Jullie gaan leren wanneer je een accent op een woord moet zetten.

Slide 24 - Diapositive

Heeft iemand nog een vraag?
Voor groep 7 stopt hier de instructie. Jullie kunnen aan de slag met de werkbladen en de weektaak.
Groep 8 mag nog even blijven zitten. Jullie gaan leren wanneer je een accent op een woord moet zetten.

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Accenten plaatsen.
Een accent plaats je om een klank of klemtoon aan te geven in een woord.
Eerder leerde je al het trema (ë) die een nieuwe klank aangeeft, maar er zijn nog meer accenten in het Nederlands.
We leren in deze les: accent aigu (é), accent grave (è) en accent circonflexe (ê). Deze accenten komen vanuit het Frans.

Slide 26 - Diapositive

Leg uit dat de instructie gaat over het plaatsen van accenten en welke accenten ze in deze les gaan leren.
Accent aigu (é) gebruiken we wanneer een enkele e als lange klank uitgesproken moet worden bijvoorbeeld saté. Maar we gebruiken accent aigu ook om een klemtoon aan te geven bijvoorbeeld nú of vóór.

Slide 27 - Diapositive

Leg dit uit...

Zet het accent aigu op de volgende woorden (maak een rijtje): sate, coupe, cafe, he, prive

Slide 28 - Question ouverte

Antwoord:
saté
coupé
café
privé
In het meervoud schrijven we nog steeds accent aigu (é) maar plakken we een -s aan het woord vast zoals satés. Wanneer we het woord verkleinen vervalt het accent, sateetje(s).

Slide 29 - Diapositive

Leg uit.
In het meervoud schrijven we nog steeds accent aigu (é) maar plakken we een -s aan het woord vast zoals satés. Wanneer we het woord verkleinen vervalt het accent, sateetje(s).

Zet de volgende woorden (maak een rijtje) in het meervoud: sate, coupe, cafe.

Slide 30 - Question ouverte

Antwoord:
satés
coupés
cafés

Accent grave (è) gebruiken we wanneer een enkele e als korte klank uitgesproken moet worden bijvoorbeeld scène. Maar we gebruiken accent grave ook om een klemtoon aan te geven bijvoorbeeld .

Slide 31 - Diapositive

Leg dit uit..

Zet het accent grave op de volgende woorden (maak een rijtje): creme, apres-ski, etagere, scene.

Slide 32 - Question ouverte

Antwoord:
crème
après-ski
etagère
scène
Het accent circonflexe wordt bijna niet meer gebruikt, we leren een paar woorden met dit accent. Dit zijn leenwoorden uit het Frans zoals: crêpe, enqûete, gemêleerd en gênant.

Slide 33 - Diapositive

Leg dit uit..

Welk woord is juist geschreven?
A
cafeetje
B
caféetje
C
cafeétje
D
cafèetje

Slide 34 - Quiz

Antwoord A: cafeetje.

Welk woord is juist geschreven?
A
crèpe
B
crêpe
C
crépe
D
crepe

Slide 35 - Quiz

Antwoord B: crêpe.

Welk woord is juist geschreven?
A
aprés-ski
B
apres ski
C
après ski
D
après-ski

Slide 36 - Quiz

Antwoord D: après-ski.
Heb je nog vragen? Is alles zo duidelijk? Dan mag je aan de slag met het werkblad succes!

Slide 37 - Diapositive

Heb je nog vragen? Is alles zo duidelijk? Dan mag je aan de slag met het werkblad succes!

Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Reflecteren

Slide 39 - Diapositive

Laat de leerlingen antwoord geven op de reflectievragen.
Je kan dit mondeling doen, maar je kan er ook voor kiezen om dit te laten invullen op het reflectieblad dat als bijlage is toegevoegd. Dit blad kan daarna ook opgenomen worden in de portfoliomap.
Deze les is gemaakt door Tistaal by Dutchily. Op de vermelde bronnen na, alle rechten voorbehouden aan team Dutchily. 




Slide 40 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions