ZM3 NK Extra lezen

Willkommen Mavo 3
Woche 10 - Stunde 1
In Aktion
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 70 min

Éléments de cette leçon

Willkommen Mavo 3
Woche 10 - Stunde 1
In Aktion

Slide 1 - Diapositive

Check-in
  1. Ga op je plaats zitten.
  2. Leg je spullen op tafel.
  3. Pak je mobiel in het zakkie en doe het in je rugzak/tas.
  4. Wacht rustig tot de les begint.

Slide 2 - Diapositive

Heute
Am Ende dieser Stunde ...
  • ... kan ik vragen in het Duits begrijpen.
  • ... kan ik relevante informatie in een tekst vinden.

Slide 3 - Diapositive

Profielkeuzeformulier
Overzicht periode 3
Schoolexamen
  • Schrijfvaardigheid (2 teksten schrijven)
  • Leesvaardigheid
  • 2 toetsen
  • Woordenboek Duits toegestaan (Du-Ne/ Ne-Du/ moedertaal - Du)

Slide 4 - Diapositive

also
damit
deshalb
auch
dagegen
sogar
ook
zelfs
zodat
daarom
dus
daarentegen

Slide 5 - Question de remorquage

Veel voorkomende vragen/zinnen in teksten
  • der Absatz = de alinea
  • Aus welchem Grund ... = Wat is de reden dat ...
  • Was macht die Einleitung/dieser Absatz deutlich? = Wat maakt de inleiding/deze alinea duidelijk?
  • Was/Welches Wort passt in die Lücke in Absatz 1? = Wat/welk woord past op de open plek in alinea 1?
  • Welche Aussage über ... stimmt mit Absatz 2 überein? = Welke uitspraak over ... komt met alinea 2 overeen?
  • Welche Beschreibung passt zu Absatz 3? = Welke beschrijving past/hoort bij alinea 3


Slide 6 - Diapositive

Veel voorkomende woorden in
teksten
  • weil = omdat
  • seit = sinds
  • wenn = wanneer / als / indien
  • sogar = zelfs
  • und = en
  • auch = ook
  • also = dus
  • statt = in plaats van
  • trotz = ondanks
  • immer = altijd
  • nie = nooit
  • kaum = nauwelijks
  • manchmal = soms
  • jetzt = nu
  • früher = vroeger
  • heute/ heutzutage = vandaag/ vandaag de dag
  • gehören zu = horen bij
  • jedes Jahr/ jede Woche/ jeden Tag = elk jaar / elke week / elke dag

Slide 7 - Diapositive

1 - Erste Hilfe
Uitleg tekst
Bij grote stress kunnen mensen woedend (wütend) worden of gaan huilen (weinen). Daar is energie voor nodig. De volgende tips worden gegeven:  
  1. meerdere kleine maaltijden stellen gerust (beruhigen)
  2. genoeg water en kruidenthee (Kräutertee) drinken
  3. genoeg slaap (6-7 Stunden)
  4. voldoende beweging (Bewegung)
  5. goed humeur (gute Laune)
  6. korte time-outs (Auszeit)

Slide 8 - Diapositive

Als je vaker kleinere hoeveelheden eet, heb je minder last van stress.
Tekst
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

Als je genoeg kruidenthee drinkt, heb je geen last van stress.
Tekst
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

Als je lichamelijke activiteit laag is, heb je meer kans op stress.
Tekst
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

Als je veel aandacht aan je uiterlijk besteedt, heb je minder last van stress.
Tekst
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

2 - Bilderrahmen
Je gaat een korte tekst lezen. Daarbij hoort een open vraag, namelijk: 

Wat maakt deze digitale fotolijst zo uniek?

Deze vraag moet je in het Nederlands beantwoorden. 
Tip: ga op zoek naar signaalwoorden. In deze tekst kun je daar het antwoord vinden. 

Slide 13 - Diapositive

2 - Bilderrahmen
Uitleg tekst
De tekst gaat over een digitaal fotolijstje (Bilderrahmen). De vraag die hierbij hoort, is wat het fotolijstje zo uniek (uniek = een / speciaal) maakt. 
In de tekst staat "Es ist das erste Gerät (apparaat), dass Bilder nicht nur anzeigen, sondern auch von Papier einlesen kann."  
Nicht nur .... sondern auch = signaalwoord = niet alleen ... maar ook ... -> Bij het signaalwoord staat in deze tekst het antwoord

Slide 14 - Diapositive

Wat maakt deze fotolijst uniek? Beantwoord de vraag in het Nederlands.
Tekst

Slide 15 - Question ouverte

3 - Grand Challenge
Je gaat een korte tekst lezen. Daarbij horen 4 vragen. De eerste vraag is een meerkeuzevraag. 

Was ist das Besondere an der "Grand Challenge"?
a. Das Rennen wird sowohl vom Staat als von der Auto-Industrie gesponsert.
b. Der Wettbewerb dauert viel länger als andere Autorennen.
c. Die Strecke ist während des Rennens live im Internet zu sehen. 
d. Die Wagen sind selbständig ohne Fahrer unterwegs.  
Tip!
In de antwoordmogelijkheden zijn kernwoorden onderstreept. Ga in de tekst op zoek naar dezelfde/soortgelijke woorden. 

Slide 16 - Diapositive

3 - Grand Challenge
Uitleg tekst
In alinea 1 wordt uitgelegd wat de 'Grand Challenge' is: een bekende autowedstrijd in Amerika. Auto's moeten in 10 uur een afstand van 280 kilometer overbruggen. Dit moeten ze führerlos (zonder bestuurder doen).
Het is een moeilijke uitdaging (Herausforderung).
Ook wordt verteld wie de wedstrijd bedacht (erfunden) heeft en waarom (um) deze wedstrijd georganiseerd is.

Slide 17 - Diapositive

Was ist das Besondere an der „Grand Challenge“? (Absatz 1)
Tekst
A
Das Rennen wird sowohl vom Staat als von der Auto-Industrie gesponsert.
B
Der Wettbewerb dauert viel länger als andere Autorennen.
C
Die Strecke ist während des Rennens live im Internet zu sehen.
D
Die Wagen sind selbständig ohne Fahrer unterwegs.

Slide 18 - Quiz

3 - Grand Challenge
De tweede vraag bij deze tekst is een open vraag. Je moet in het Duits antwoorden!

Met welk doel wordt de "Grand Challenge" georganiseerd? Schrijf de eerste twee woorden op van de zin waaruit dit doel blijkt.

Tip!
Kijk goed waar de zin begint! Een zin begint altijd met een hoofdletter en eindigt met een punt.

Slide 19 - Diapositive

3 - Grand Challenge
Uitleg tekst
In alinea 1 wordt uitgelegd wat de 'Grand Challenge' is: een bekende autowedstrijd in Amerika. Auto's moeten in 10 uur een afstand van 280 kilometer overbruggen. Dit moeten ze führerlos (zonder bestuurder doen).
Het is een moeilijke uitdaging (Herausforderung).
Ook wordt verteld wie de wedstrijd bedacht (erfunden) heeft en waarom (um) deze wedstrijd georganiseerd is.

Slide 20 - Diapositive

Met welk doel wordt de “Grand Challenge” georganiseerd? (alinea 1) Schrijf de eerste twee woorden op van de zin waaruit dat doel blijkt.
Tekst

Slide 21 - Question ouverte

3 - Grand Challenge
De derde vraag bij deze tekst is een meerkeuzevraag. Er wordt gevraagd hoe alinea (Absatz) 2 aansluit bij alinea (Absatz) 1. 
Wie schließt der 2. Absatz an den 1. Absatz an? Der 2. Absatz ...
  1. behandelt die Vor- und Nachteile des im 1. Absatzes genannten Rennens.
  2. gibt nähere allgemeine Informationen zum im 1. Absatz genannten Rennens.
  3. listet die Teilnahmebedingungen des im 1. Absatz genannten Rennens auf.

Tip!
Onderstreep kernwoorden in de antwoordmogelijkheden. Kijk wat het beste bij de inhoud van de alinea past. 

Slide 22 - Diapositive

3 - Grand Challenge
Wie schließt der 
2. Absatz an 
den 1. Absatz an?

Hoe sluit de 2 alinea bij
de 1e alinea aan?
Uitleg tekst
De laatste zin van alinea 1 gaat over de prijs voor de winnaar. De eerste zin van alinea 2 gaat over de plaats waar de wedstrijd jaarlijks plaatsvindt (findet ... statt = stattfinden).

Slide 23 - Diapositive

Wie schließt der 2. Absatz an den 1. Absatz an? Der 2. Absatz ...
Tekst
A
behandelt die Vor- und Nachteile des im 1. Absatz genannten Rennens.
B
gibt nähere allgemeine Informationen zum im 1. Absatz genannten Rennen.
C
listet die Teilnahmebedingungen des im 1. Absatz genannten Rennens auf.

Slide 24 - Quiz

3 - Grand Challenge
De vierde vraag bij deze tekst is een meerkeuzevraag. Gevraagd wordt naar de inhoud van alinea 2. 

Was geht aus dem 2. Absatz hervor?
  1. An der "Grand Challenge" nehmen nur Wissenschaftler teil.
  2. Der Bau eines "Grand Challenge"-Autos kostet meistens viel Zeit
  3. Die "Grand Challende" hat viele Spielregeln
  4. Die Strecke der "Grand Challenge" ist jedes Mal die gleiche.

Tip!
Onderstreep kernwoorden in de antwoordmogelijkheden. Kijk wat het beste bij de inhoud van de alinea past. 

Slide 25 - Diapositive

3 - Grand Challenge
Uitleg tekst
Alinea 2 vertelt hoe de wedstrijd eruit ziet en dat er hindernissen zijn. Deelnemers knutselen (basteln) vaak jaren aan hun auto. Ze krijgen ondersteuning van bekende bedrijven (Unternehmen).

Slide 26 - Diapositive

Was geht aus dem 2. Absatz hervor?
Tekst
A
An der „Grand Challenge“ nehmen nur Wissenschaftler teil.
B
Der Bau eines „Grand Challenge“-Autos kostet meistens viel Zeit.
C
Die „Grand Challenge“ hat viele Spielregeln.
D
Die Strecke der „Grand Challenge“ ist jedes Mal die gleiche.

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Lien

Hausaufgaben
Machen:
/

Lernen:
- Sprachmittel, Seite 113/131

Slide 29 - Diapositive