Het persoonlijk voornaamwoord (ontleden)

Grammatik 
Wiederholung
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Grammatik 
Wiederholung

Slide 1 - Diapositive

Ontleden
De naamvallen worden in het Duits niet alleen gebruikt na een voorzetsel, maar ook om aan te geven of het om het onderwerp, meewerkend voorwerp of een lijdend voorwerp in de zin gaat. 

Je moet ontleden om de juiste naamval te bepalen. 

Slide 2 - Diapositive

Hoe vraag je in een zin naar het onderwerp?

Slide 3 - Question ouverte

De 1e naamval of Nominativ gebruik je als het persoonlijk voornaamwoord het onderwerp in de zin is.

Ik ga naar de dokter. 

Ich gehe zum Arzt. 
Ik is het onderwerp in de zin. 
Het onderwerp vind je door de vraag te stellen: wie/wat+gezegde?

Wie gaat? = ik = ich

Slide 4 - Diapositive

Hoe vraag je naar het meewerkend voorwerp?

Slide 5 - Question ouverte

De 3e naamval of Dativ gebruik je als het persoonlijk voornaamwoord het meewerkend voorwerp in de zin is.

De dokter geeft mij tabletten.  

Der Arzt gibt mir Tabletten. 
mij is het meewerkend voorwerp in de zin. 
Het meewerkend voorwerp vind je door de vraag te stellen:
aan wie/voor wie+gezegde+onderwerp(+lijdend voorwerp)?

Aan wie geeft de dokter tabletten? = aan mij = mir

Slide 6 - Diapositive

Hoe vraag je naar het lijdend voorwerp?

Slide 7 - Question ouverte

De 4e naamval of Akkusativ gebruik je als het persoonlijk voornaamwoord het lijdend voorwerp in de zin is.

De dokter opereert mij.  

Der Arzt operiert mich
mij is het lijdend voorwerp in de zin. 
Het lijdend voorwerp vind je door de vraag te stellen: wie/wat+gezegde+onderwerp?

Wie opereert de dokter? = mij = mich

Slide 8 - Diapositive

Hoe vind je het juiste persoonlijk voornaamwoord?
ONTLEDEN  
1e. Wie of wat + gezegde? = onderwerp (HIJ)
3e. Aan wie/voor wie + gezegde + onderwerp +(lijdend voorwerp)? = meewerkend voorwerp (AAN HEM)
4e. Wie of wat + gezegde + onderwerp? = lijdend voorwerp (HEM)

Slide 9 - Diapositive

Ich habe (jullie) hier noch
nie gesehen.
A
ihr
B
euch

Slide 10 - Quiz

jij - Wir verstehen ________ nicht.

Slide 11 - Question ouverte