8.3 Wat zijn jouw rechten en plichten?

Check-in
1 / 50
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Check-in

Slide 1 - Diapositive

deel 1
8.3 Wat zijn jouw rechten en plichten

Slide 2 - Diapositive

1. Leervragen 8.3 (deel 1)
2. Uitleg
3. Werktijd
4. Afsluiting
Planning

Slide 3 - Diapositive

Leervragen
uitleggen wat het verschil is tussen rechten en plichten. 
Aan het eind van de les kan je...
uitleggen welke verschillende overtredingen er zijn. 

Slide 4 - Diapositive

Rechten en Plichten
  • Zonder regels? Chaos. 
  • Oplossing: rechten en plichten.
  • Rechten: 
    - Je mag het doen, maar is niet verplicht.
  • Plichten:
    - Je moet het doen, anders is er een gevolg.

Slide 5 - Diapositive

Plichten

- naar school gaan
- aan de verkeersregels houden

Slide 6 - Diapositive

Rechten
- je mening geven
- zelf bepalen wat voor kleding je aantrekt.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Misdaad en straf
- Strafbaar feit: het overtreden van de wet.
Misdrijf: ernstige overtreding.
- Overtreding: minder ernstige overtreding.

Gedoogd: strafbaar feit wordt gezien, maar niet bestraft. 

Slide 9 - Diapositive

Overtreding Of Misdrijf?
  • Overtreding: vaak boete of taakstraf
  • Misdrijf: Politieverhoor. Je zult mogelijk voor de rechter verschijnen. Strafblad.



Slide 10 - Diapositive

Afsluiting

Slide 11 - Diapositive

Een recht is
A
iets wat je moet
B
iets wat je mag

Slide 12 - Quiz

Een plicht is
A
Iets wat je mag
B
Iets wat je moet

Slide 13 - Quiz

Recht of plicht?

Stemmen
A
Recht
B
Plicht

Slide 14 - Quiz

Recht of Plicht?
Vrijheid
A
Recht
B
Plicht

Slide 15 - Quiz

Recht of plicht?

Naar school gaan
A
Recht
B
Plicht

Slide 16 - Quiz

Wat is het verschil tussen rechten en plichten
A
Rechten en plichten zijn hetzelfde
B
Rechten zijn dingen die je moet, plichten dingen die je mag
C
Rechten hebben we niet in Nederland, plichten wel
D
Rechten zijn dingen die je mag en plichten zijn dingen die je moet

Slide 17 - Quiz

Wat zijn rechten en plichten?
A
Recht= Iets wat je moet Plicht= Iets wat je mag
B
Recht= Waar je recht op hebt Plicht= Wat je moet doen
C
Recht= Iets wat je mag Plicht= Iets wat je moet

Slide 18 - Quiz

Wat is een misdaad? Wat is een overtreding?
Overtreding
Misdaad
Fiets stelen
Verkrachting
Mishandelen

Fraude
Niet betalen voor de trein of bus
Brood stelen
Naakt over straat lopen
Alcohol op straat

Slide 19 - Question de remorquage

Maken:
Basis: bladzijde 130-131-132
KGT: bladzijde 144-145-146
Klaar? Maken: 
Basis: bladzijde 136
KGT: bladzijde 150-151
timer
15:00

Slide 20 - Diapositive

Check-in

Slide 21 - Diapositive

deel 2
8.3 Wat zijn jouw rechten en plichten

Slide 22 - Diapositive

1. Herhaling
2. Leervragen 8.3 (deel 2)
3. Uitleg
4. Werktijd
5. Afsluiting
Planning

Slide 23 - Diapositive

herhaling vorige les

Slide 24 - Diapositive

Een recht is
A
iets wat je moet
B
iets wat je mag

Slide 25 - Quiz

Een plicht is
A
Iets wat je mag
B
Iets wat je moet

Slide 26 - Quiz

Rechten
Plichten
Het recht om naar school te gaan
Recht op een uitkering - geld als je even geen werk hebt
Het recht op bescherming van je spullen
Het recht op bescherming van je vrijheid
Plicht om belasting te betalen
Leerplicht - je moet naar school
Plicht de politie te gehoorzamen - doen wat te politie zegt
Plicht om spullen van de ander niet kapot te maken of te stelen

Slide 27 - Question de remorquage

Recht of plicht?

Stemmen
A
Recht
B
Plicht

Slide 28 - Quiz

Recht of Plicht?
Vrijheid
A
Recht
B
Plicht

Slide 29 - Quiz

Recht of plicht?

Naar school gaan
A
Recht
B
Plicht

Slide 30 - Quiz

Wat is het verschil tussen rechten en plichten
A
Rechten en plichten zijn hetzelfde
B
Rechten zijn dingen die je moet, plichten dingen die je mag
C
Rechten hebben we niet in Nederland, plichten wel
D
Rechten zijn dingen die je mag en plichten zijn dingen die je moet

Slide 31 - Quiz

Wat zijn rechten en plichten?
A
Recht= Iets wat je moet Plicht= Iets wat je mag
B
Recht= Waar je recht op hebt Plicht= Wat je moet doen
C
Recht= Iets wat je mag Plicht= Iets wat je moet

Slide 32 - Quiz

Wat is een misdaad? Wat is een overtreding?
Overtreding
Misdaad
Fiets stelen
Verkrachting
Mishandelen

Fraude
Niet betalen voor de trein of bus
Brood stelen
Naakt over straat lopen
Alcohol op straat

Slide 33 - Question de remorquage

Leervragen
uitleggen hoe rechtspraak in een rechtbank werkt. 
Aan het eind van de les kan je...
uitleggen wat het verschil is tussen de drie verschillende soorten recht. 

Slide 34 - Diapositive

Soorten rechtspraak.
  • Strafrecht: bepaalt wat er gebeurt met iemand die een strafbaar feit begaat. Rechtspraak bij strafbare feiten. 

  • Burgerlijk recht: rechtspraak bij conflict tussen burgers of bedrijven.

  • Bestuursrecht: rechtspraak bij zaken tegen de overheid.

Slide 35 - Diapositive

In de rechtbank
In rechtbank worden mensen beoordeeld die een misdrijf/strafbaar feit zijn begaan. 
  • Verdachte: Iemand waarvan vermoed wordt een strafbaar feit te hebben gepleegd. 
  • Advocaat: Probeert de verdachte te verdedigen.
  • Officier van Justitie: Probeert de verdachte te veroordelen.
  • Rechter: Controleert de feiten/de wet voor een oordeel.

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Vidéo

Wie is wie?

  1. Verdachte
  2. Rechter
  3. Advocaat
  4. Getuige(n)
  5. Pers
  6. Publiek
  7. Officier van Justitie
  8. Griffier
Officier van Justitie
Getuige(n)
Verdachte
Advocaat
Griffier
Rechter
Pers
Publiek

Slide 38 - Diapositive

Straffen die de rechter geeft
De rechter kan verschillende straffen opleggen, wanneer hij een verdachte schuldig bevindt. De rechter kan kiezen tussen:
  • Een geldboete
  • Een gevangenisstraf
  • Een taakstraf

Een taakstraf houdt in dat de verdachte voor een gegeven aantal uren moet werken voor de overheid, en daar niet voor betaald krijgt.

Slide 39 - Diapositive

Vervolging
  • 2 soorten veroordeling: voorwaardelijk en onvoorwaardelijk
  • Voorwaardelijk: Hele straf moet direct gebeuren
  • Onvoorwaardelijk: Deel van de straf niet direct
  • Bij goed/niet terugkerend gedrag wordt de rest kwijtgescholden
  • Mensen met een stoornis krijgen tbs

Slide 40 - Diapositive

Niet eens met de uitspraak?
  • Hoger  beroep: de zaak komt opnieuw voor bij een hogere rechtbank. 
         

Slide 41 - Diapositive

Afsluiting

Slide 42 - Diapositive

Rechter
Officier van Justitie
Verdachte
Griffier
Advocaat

Slide 43 - Question de remorquage

Rechtspraak over strafbare feiten.
Rechtspraak tegen de overheid.
Rechtspraak tussen burgers en bedrijven.
Strafrecht.
Bestuursrecht.
Burgerlijk recht.

Slide 44 - Question de remorquage

stap 1
stap 2
stap 3
stap 4
de rechter
de arrestatie
de gevangenis
de misdaad

Slide 45 - Question de remorquage

Een rechtszaak over het stelen bij de supermarkt hoort bij:
A
Strafrecht
B
Burgerlijk recht
C
Bestuursrecht

Slide 46 - Quiz

Een rechtszaak over de aanleg van windmolens voor groene energie hoort bij:
A
Strafrecht
B
Burgerlijk recht
C
Bestuursrecht

Slide 47 - Quiz

Een rechtszaak over een verkeersongeluk hoort bij:
A
Strafrecht
B
Burgerlijk recht
C
Bestuursrecht

Slide 48 - Quiz

Maken:
Basis: bladzijde 133-134-135
KGT: bladzijde 147-148-149
timer
1:00

Slide 49 - Diapositive

Check-out

Slide 50 - Diapositive