Leesvaardigheid oefenen deel 1

leesvaardigheid oefenenFrans
* gebruik woordenboek F-N toegestaan
* lees de tips eerst heel goed door
*bestudeer/ leer de woorden F-N voor je gaat lezen
* zoom in bij de vragen

Bonne chance! 
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

leesvaardigheid oefenenFrans
* gebruik woordenboek F-N toegestaan
* lees de tips eerst heel goed door
*bestudeer/ leer de woorden F-N voor je gaat lezen
* zoom in bij de vragen

Bonne chance! 

Slide 1 - Diapositive

Hoe goed ben jij in leesvaardigheid?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Sondage

Leesstrategie
voorspellen: kijk naar de titel (= hoofdgedachte ), plaatjes, tussenkopjes
voorkennis:
- wat weet je al over dit onderwerp?
- ken je al Franse woorden over dit onderwerp?
Tip: onderwerp staat in inleiding, dat is de hoofdgedachte van de tekst
Weet je het antwoord niet? Kies wat het meest bij de hoofdgedachte past

Slide 3 - Diapositive

Een aantal tips!
  • Let op vetgedrukte woorden of namen.
  • Lees eerst de vraag goed door en ga op zoek naar het antwoord in de tekst. Je leest per alinea. Bewijs je antwoord altijd met de tekst. Streep foute antwoorden weg.
  • Omcirkel signaalwoorden ( mais, donc, parce que, car, par contre).
  • Onderstreep belangrijke woorden (plaatsnamen, personen, jaartallen).
  • Let op ontkenningen (ne ... jamais, ne ... personne, ne ... pas encore, etc.)
  • Let op woorden die je kent of herkent uit een andere taal, lees zorgvuldig
  • Zoek onbekende woorden op, maar alleen als ze belangrijk zijn voor het begrip.

Slide 4 - Diapositive

Veel voorkomende woorden
le conseil= de raad
les vêtements= de kleding
utiliser= gebruiken
j'ai besoin de= ik heb nodig
voler= stelen of vliegen
la confiance= het vertrouwen
permettre= toestaan
la formation= de opleiding
la santé= de gezondheid
aider= helpen
arrêter= stoppen
réussir= slagen
interdire= verbieden
grâce à= dankzij
mais= maar
pourtant= toch
donc= dus

Slide 5 - Diapositive

Signaalwoorden

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Tekst 10 - 2024
Kauli Vaast, un surfeur exceptionnel!

Waar denk je dat de tekst over gaat?
(bekijk titel, plaatjes, tussenkopjes)

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Tekst 10 - 2024
Vraag 1: onbekende woorden opzoeken > les vagues = de golven
Uitgang -ait = imparfait = verleden tijd
il était (hij was), il aimait (hij hield van), il pouvait (hij kon)
Vraag 2:  signaalwoorden: mais (r. 16)
Vraag 3: ontkenningen: ne ... jamais (nooit), ne ... pas du tout (helemaal niet)
Vraag 4: kijk naar namen en data zoals Jeux Olympique, Tokyo, Paris, 2024

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Tekst 1 
Wie ergert zich het meest aan de mobieltjes op school?
tip: zoek naar negatieve woorden 

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Wie ergert zich aan leerlingen die constant op hun telefoon zitten?

Slide 14 - Question ouverte

tekst 2
Wie vindt het belangrijk dat je elkaar iets kunt vergeven in de liefde?
tip: welk woord herken je dat met vergeven te maken heeft?

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Deze persoon vindt iets kunnen vergeven belangrijk in de liefde;
A
Alexandra
B
Mireille
C
Valérie
D
Caroline

Slide 17 - Quiz

Tekst 3 

Lees eerst de titel en vorm een idee waar de tekst over zal gaan

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Waartegen voert Chloé actie en hoe doet ze dat?

Slide 20 - Question ouverte

tekst 3 alinea 1
Lees nu alinea 1 ;
hoe kwam ze op het idee om  tekeningen te gebruiken, hoe lang is ze actief op de site?
tip: wat betekent tekening of tekenen in het Frans?

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Hoe lang is ze al actief op de site?

Slide 23 - Question ouverte

Wat is haar belangrijkste doel?

Slide 24 - Question ouverte

Slide 25 - Diapositive

Wat is het probleem van haar tante?

Slide 26 - Question ouverte

tekst 3 laatste alinea
Wat is de conclusie van de tekst?

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

De juiste conclusie is;
A
Jongeren starten vaker met roken door internet
B
het is goed dat jongeren elkaar helpen te stoppen met roken
C
jongeren starten met roken omdat het stoer is
D
jongeren beginnen steeds jonger met roken

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Diapositive