Werkwoordspelling H1 - H6

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Werkwoordspelling

De spelling van de persoonsvorm tegenwoordige tijd en verleden tijd, het voltooid en onvoltooid deelwoord, de infinitief en het bijvoeglijk naamwoord

Als een werkwoord eindigt op een letter uit 't ex kofschip, dan schrijf je dat woord met een ...

In welke zin is de persoonsvorm juist gespeld.

1. Wordt volwassen!
2. Wat gebeurd er vanmiddag tijdens gym?
3. Hij beantwoordde mijn mailtje gisteren.
4. Vindt jij het ook niet eerlijk?

Een voltooid deelwoord kan eindigen op '-dt'

1. Waar
2. Niet waar

Een onvoltooid deelwoord eindigt altijd op '-d'

1. Waar
2. Niet waar

Een bijvoeglijk naamwoord eindigt op '-en' als het woord dat erachter staat meervoud is.

1. Waar
2. Niet waar

De ... biefstuk ligt op de barbeque.

1. gebrade
2. gebradde
3. gebraadde
4. gebraden

De ... forel smaakt aangebrand.

1. gerookte
2. gerokte
3. gerooktte
4. gerookten

Het ... antwoord (vd)

1. gegeve
2. gegeven
3. gevende
4. gevend

... naar de supermarkt (od)

1. lopend
2. gelopen
3. lopen
4. lopent

Mijn oom (verwaarlozen) zijn tuin (tt)

Tijdens de training heeft hij een spier (verrekken)

Op dit ogenblik wordt een nieuwe school (bouwen).

De (verbouwen) school wordt gesloopt.

De school wordt (heropenen)

De (aanrichten) schade valt mee.

Pieter (luchtte) zijn hart bij zijn vrouw.

1. vd
2. pvtt
3. pvvt
4. od

De tandarts heeft mij niet (verdoofd).

1. vd
2. pvtt
3. pvvt
4. od

Ook alle Grieken (hebben) het verdrag getekend.

1. od
2. pvtt
3. pvvt
4. infinitief

Jij (raadt) het nooit!

1. od
2. pvtt
3. pvvt
4. infinitief

Het is niet makkelijk om jong te (zijn).

1. od
2. pvtt
3. pvvt
4. infinitief