Pedagogisch klimaat PW1 16.1 & 16.2

• Pedagogisch werk
• MBO
• Studiejaar 2

16.1 en 16.2 

Doelen

1. Aan het eind van de les kunnen de studenten de fasen van groepsvorming benoemen. 
2. Aan het eind van de les kunnen de studenten de kenmerken van een negatieve groep benoemen.
3. Aan het eind van de les kunnen de studenten de kenmerken van een positieve groep benoemen. 
4. Aan het eind van de les kunnen de studenten de rollen van een negatieve groep benoemen
5. Aan het eind van de les kunnen de studenten rollen van een positieve groep benoemen

Planning 

Thema 16, werken met de groep

Groepen 16.1 

• Groepssfeer
• Fase van groepsvorming

Soort groep 16.2 

• Kenmerken positieve groep
• rollen positieve groep
• Kenmerken negatieve groep
• Rollen

Boek

Pedagogisch werk, thema 16 werken met de groep. 

16.1. Groepen 

Groepssfeer

Als kinderen met elkaar optrekken, dan ontstaat er een groepssfeer. Dit kan positief of negatief, afhankelijk van de groepsleden. 

De groepsbegeleider (docent/oa) creëert de voorwaarden voor een veilige groepssfeer en heeft oog voor de groepsdynamiek. 

Fase van groepsvorming

Voorfase: De groep wordt samengesteld

Oriëntatiefase: Wat is het doel van de groep en hoe kunnen we daaraan bijdragen. 

Machtsfase: De groepsleden vinden hun positie en invloed

Affectiefase: Samenhang en wederzijds vertrouwen spelen een rol. 

Autonome groep: Individuele leden bepalen welke plaats ze willen innemen. 

Afsluitingsfase: Groepsleden nemen afscheid van elkaar en sluiten af. 

16.2. Soort groep

Kenmerken positieve groep

• Positieve verhouding tussen de kinderen
• Gelijkheid tussen de groepsleden, geen baas. 
• Iedereen kan zichzelf zijn, er is ruimte voor eigen talent & eigenschappen. 
• Er is samenhang in de groep: kinderen voelen zich met elkaar verbonden.

Rollen positieve groep

In een positieve groep kan iedereen de rol aannemen die bij hem past. 

Een rol is een favoriete stijl die iemand aanneemt om samen te kunnen werken. 

We kennen een aantal rollen.

Rollen positieve groep

De gezagsdrager: vertegenwoordigd de mening van de groep.

De sociaal werker: Houdt het welzijn van de groep in de gaten. 

De organisator: regelt bijna alles en is de feitelijke leider

De verkenner: neemt de initiatieven over van de organisator.

De volgers: doen wat gevraagd wordt. 

De appellant: vraagt om zorgzaamheid van de groep (ziek,verdrietig)

De joker: zorgt voor relativering (niet alles te serieus nemen) 

Kenmerken negatieve groep

• Terugkerende conflicten en onderlinge spanningen tussen kinderen die hun eigen plek willen bevechten. 
• Vaak een kind die wil domineren. 
• Positief ingestelde kinderen kunnen weinig initiatief ontplooien. 
• Groot deel van de kinderen is gevoelig voor de sfeer die in de groep heerst.
• Dit leid tot de vorming van subgroepen, waar die kinderen wel positieve relaties kunnen aangaan. 
• Dit soort groepen kunnen niet naar een gezamenlijk doel werken, omdat er geen wij gevoel is.  

Rollen negatieve groep

Deze rollen zijn beperkt. 

Machthebber (dictator)

• Probeert de groep te leiden met negatieve doelen, zwartmaken van anderen, pesten, buitensluiten

Intrigant: 

• Probeert de dictator van zijn troon te stoten. Wil zelf de leider zijn, doet dit door meelopers met hem mee te krijgen. 

Doel

Aan het eind van de les kunnen de studenten de fasen van groepsvorming benoemen.

Doel

Aan het eind van de les kunnen de studenten de kenmerken van een negatieve groep benoemen.

Doel

Aan het eind van de les kunnen de studenten de rollen van een negatieve groep benoemen

Doel

Aan het eind van de les kunnen de studenten de kenmerken van een positieve groep benoemen.

Doel

Aan het eind van de les kunnen de studenten rollen van een positieve groep benoemen