C7 §11 Persoonsvorm verleden tijd van sterke werkwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Cursus 7  Spelling

§11 

Persoonsvorm verleden tijd van sterke werkwoorden

Welkom! 

Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.

• leesboek
• laptop

Sssttt.......  we zijn aan het lezen!

Wat gaan we doen?

• nakijken/checken huiswerk
• nieuw lesdoel
• instructie
• samen oefenen
• zelfstandig werken
• huiswerk

Huiswerk

Maken:

Cursus 7

§ 10

Basis: opdrachten  1-2-3-4-5 moeten af zijn

Kader: opdrachten 1-2-3-4-5-6-7 moeten af zijn

lesdoel

§ 12   

Je leert onregelmatige werkwoorden in spellen.

Voor het schrijven van een persoonsvorm in de verleden tijd (pvvt) moet je eerst weten of het een sterk werkwoord is of een zwak werkwoord. Bij sterke werkwoorden verandert de klank in de verleden tijd: zwemmen → zwommen; ruiken → roken.

Schrijf het woord zo kort mogelijk:

– lopen → liepen; blaas → blies.

Gebruik alleen dubbele letters (zoals -dd of -kk) als dat nodig is voor de uitspraak:

– rijden → reden; hebben → hadden.

Kijk naar het meervoud om erachter te komen of het woord op een -d of een -t eindigt:

– ik bond, want: wij/jullie/zij bonden.

– hij beet, want: wij/jullie/zij beten.

Filmpje Nieuw Nederlands

apps.noordhoff.nl

Aan de slag

Lesboek ->      Cursus 7->      § 11->       digitaal

                     Opdracht 1-2-3-4: Basisniveau

                    Opdracht 1-2-3-4-5-6-7: Kaderniveau

Zelfstandig werken

Maak: 

Cursus 7

§ 11

opdracht  1-2-3-4: Basisniveau

opdracht 1-2-3-4-5-6-7: Kaderniveau

Heb je een vraag?
Steek je vinger op!

Ben je klaar?

Lezen 

Wat is je huiswerk?

Maken:

Cursus 7

§ 11

opdrachten  1-2-3-4 Basisniveau

opdrachten 1-2-3-4-5-6-7 Kaderniveau 

 moeten af zijn

Evaluatie

• Wat heb je geleerd deze les?
• Wat ging er goed?
• Wat kan beter?