Proeftoets T3 - 2HAVO

Proeftoets T3 - 2H
1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Proeftoets T3 - 2H

Slide 1 - Diapositive

Welk leesteken moet je toevoegen?

De inbrekers sloegen op de vlucht ( ) omdat het alarm afging.
A
punt
B
komma
C
vraagteken
D
dubbele punt

Slide 2 - Quiz

Welk leesteken moet je toevoegen?

Mark wilde niet vertellen wat hij had gezien ( )
hij vond het te spannend.
A
punt
B
komma
C
vraagteken
D
dubbele punt

Slide 3 - Quiz

Welk leesteken moet je toevoegen?

Ze zoeken nog een krantenbezorger ( )
Is dat misschien iets voor jou?
A
punt
B
komma
C
vraagteken
D
dubbele punt

Slide 4 - Quiz

In welke zin zijn de leestekens correct gebruikt?
A
‘Het milieu krijgt steeds meer aandacht in de pers’: zei Mark, ‘En dat vind ik terecht.’
B
‘Het milieu krijgt steeds meer aandacht in de pers’, zei Mark: ‘en dat vind ik terecht’.
C
‘Het milieu krijgt steeds meer aandacht in de pers,’ zei Mark, ‘En dat vind ik terecht.’
D
‘Het milieu krijgt steeds meer aandacht in de pers,’ zei Mark, ‘en dat vind ik terecht.’

Slide 5 - Quiz

Verbeter dit fout geschreven leenwoord:

crèpe

Slide 6 - Question ouverte

Verbeter dit fout geschreven leenwoord:

email

Slide 7 - Question ouverte

Verbeter dit fout geschreven leenwoord:

up-loaden

Slide 8 - Question ouverte

Schrijf aan elkaar en plaats zo nodig een of meer koppeltekens.

VVD leden bijeenkomst

Slide 9 - Question ouverte

Schrijf aan elkaar en plaats zo nodig een of meer koppeltekens.

tosti ijzer

Slide 10 - Question ouverte

Schrijf aan elkaar en plaats zo nodig een of meer koppeltekens.

auto accessoires

Slide 11 - Question ouverte

Schrijf aan elkaar en plaats zo nodig een of meer koppeltekens.

non fictie

Slide 12 - Question ouverte

Schrijf aan elkaar en plaats zo nodig een of meer koppeltekens.

oud collega

Slide 13 - Question ouverte

Schrijf de woorden zo mogelijk aan elkaar. Laat weg wat je mag weglaten en plaats zo nodig een of meer weglatingsstreepjes.

donker rood en donker geel

Slide 14 - Question ouverte

Schrijf de woorden zo mogelijk aan elkaar. Laat weg wat je mag weglaten en plaats zo nodig een of meer weglatingsstreepjes.

school belangen en leerling belangen

Slide 15 - Question ouverte

Schrijf de woorden zo mogelijk aan elkaar. Laat weg wat je mag weglaten en plaats zo nodig een of meer weglatingsstreepjes.

rode potloden en blauwe potloden

Slide 16 - Question ouverte

Schrijf de woorden zo mogelijk aan elkaar. Laat weg wat je mag weglaten en plaats zo nodig een of meer weglatingsstreepjes.

hoge rekeningen en lage rekeningen

Slide 17 - Question ouverte

Schrijf de woorden zo mogelijk aan elkaar. Laat weg wat je mag weglaten en plaats zo nodig een of meer weglatingsstreepjes.

varkens vlees en rund vlees

Slide 18 - Question ouverte

Maak samenstellingen. Plaats zo nodig e of en.

banaan + schil

Slide 19 - Question ouverte

Maak samenstellingen. Plaats zo nodig e of en.

boer + bedrijf

Slide 20 - Question ouverte

Maak samenstellingen. Plaats zo nodig e of en.

maan + schijn

Slide 21 - Question ouverte

Maak samenstellingen. Plaats zo nodig e of en.

aap + rots

Slide 22 - Question ouverte

Maak samenstellingen. Plaats zo nodig e of en.

aap + trots

Slide 23 - Question ouverte

Maak samenstellingen. Plaats zo nodig een s.

dorp + straat

Slide 24 - Question ouverte

Maak samenstellingen. Plaats zo nodig een s.

vak + bond

Slide 25 - Question ouverte

Maak samenstellingen. Plaats zo nodig een s.

staat + geheim

Slide 26 - Question ouverte

Schrijf waar nodig de woorden aan elkaar.

chocolade glazuur

Slide 27 - Question ouverte

Schrijf waar nodig de woorden aan elkaar.

zes gangen menu

Slide 28 - Question ouverte

Schrijf waar nodig de woorden aan elkaar.

hete lucht oven

Slide 29 - Question ouverte

Schrijf waar nodig de woorden aan elkaar.

enorm vrolijk

Slide 30 - Question ouverte

Schrijf waar nodig de woorden aan elkaar.

goed koop timmer werk

Slide 31 - Question ouverte

Wat is het groot geschreven woord?

Ik wil DIE nieuwe games graag voor mijn verjaardag.
A
aanwijzend voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord

Slide 32 - Quiz

Wat is het groot geschreven woord?

Als het donker is, gaan de kippen DAT hok in.
A
aanwijzend voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord

Slide 33 - Quiz

Wat is het groot geschreven woord?

WIE komt er nou graag vroeg zijn bed uit?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord

Slide 34 - Quiz

Wat is het groot geschreven woord?

Ik weet niet WELKE vraag ik moet maken.
A
aanwijzend voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord

Slide 35 - Quiz

Wat is het groot geschreven woord?

WAT is het antwoord op die moeilijke vraag?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord

Slide 36 - Quiz

Met welk betrekkelijk voornaamwoord verwijs je naar 'de'-woorden?

Slide 37 - Question ouverte

Vul de juiste (verwijs)woorden in. Voeg zo nodig een voorzetsel toe.

Dit zijn de criminelen ....... zijn veroordeeld.

Slide 38 - Question ouverte

Vul de juiste (verwijs)woorden in. Voeg zo nodig een voorzetsel toe.

Het huis ...... ik wilde huren, is helaas niet meer beschikbaar.

Slide 39 - Question ouverte

Vul de juiste (verwijs)woorden in. Voeg zo nodig een voorzetsel toe.

Heb je iets onthouden van ..... ik heb uitgelegd?

Slide 40 - Question ouverte

Vul de juiste (verwijs)woorden in. Voeg zo nodig een voorzetsel toe.

Dit is de oma ..... ik een mooi cadeau heb gekregen.

Slide 41 - Question ouverte

Vul de juiste (verwijs)woorden in. Voeg zo nodig een voorzetsel toe.

Zie je de loopgraven ....... zoveel soldaten zijn gesneuveld?

Slide 42 - Question ouverte

Verbeter het groot geschreven woord.

Dit is de man WAARAAN ik de vraag heb gesteld.

Slide 43 - Question ouverte

Verbeter het groot geschreven woord.

Het enige DAT ik wil weten, is of ik een voldoende heb.

Slide 44 - Question ouverte

Hoe noem je beeldspraak waarbij iets wat niet menselijk is, menselijke eigenschappen krijgt?
A
metafoor
B
object
C
beeld
D
personificatie

Slide 45 - Quiz

Hoe ging het?
Ik ben er klaar voor
Ik moet nog even iets nakijken.
Dat wordt flink buffelen.
Huh ik dacht dat we een toets voor Duits hadden...

Slide 46 - Sondage