Kapitel 5 Wiederholung Woorden Lektion 2 en Grammatik A "wollen"
Kapitel 5: WIEN
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2
Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Kapitel 5: WIEN
Slide 1 - Diapositive
DEUTSCH
Willkommen im Deutschunterricht
Ga op jouw plek zitten,
pak je laptop en meld je aan
Slide 2 - Diapositive
De les vandaag:
Toetsvoorbereiding, herhaling woordjes Lektion 2 en Grammatik A: de werkwoorden "wollen", "wissen" en
"müssen"
Slide 3 - Diapositive
Leerdoelen:
- je kent de betekenis van de modale werkwoorden " müssen", "wollen" en "wissen" en je kan deze in de juiste vorm zetten (dat noemen we "vervoegen").
Slide 4 - Diapositive
Woordjes Lektion 2 herhalen. Test jezelf!
Slide 5 - Diapositive
Vertaal het woord naar NL: das Obst
Slide 6 - Question ouverte
Vertaal het woord naar NL: der Kopf
Slide 7 - Question ouverte
Vertaal het woord naar NL: einkaufen
Slide 8 - Question ouverte
Vertaal de zin naar NL: Blau ist eine schöne Farbe.
Slide 9 - Question ouverte
Vertaal het woord naar NL: die Leute
Slide 10 - Question ouverte
Vertaal de zin naar NL: Wie schmeckt es?
Slide 11 - Question ouverte
Vertaal het woord naar NL: der Fuß
Slide 12 - Question ouverte
Modalverben
Slide 13 - Diapositive
Modalverben
Er zijn 7 modale werkwoorden, maar wij focussen ons nu op: müssen, wissen en wollen
müssen (als iets is noodzakelijk is om te doen)
wissen
wollen
Slide 14 - Diapositive
Wat betekent het werkwoord "wollen" in het Nederlands?
Slide 15 - Question ouverte
Wat betekent het werkwoord "wissen" in het Nederlands?
Slide 16 - Question ouverte
Wat betekent het werkwoord "müssen" in het Nederlands?
Slide 17 - Question ouverte
algemene regeltjes:
1. klinkerverandering bij enkelvoud
2. esttenten-regels bij meervoud
3. ich & er/sie/es zijn hetzelfde en hebben geen uitgang
4. wir & sie/Sie zijn ook hetzelfde
Slide 18 - Diapositive
müssen (moeten, noodzaak)
ich: muss Klinkerverandering bij ev
du: musst
er/sie/es : muss
wir: müssen esttenten bij mv
ihr: müsst
sie/Sie: müssen
Slide 19 - Diapositive
wissen (weten)
ich: weiß Klinkerverandering bij ev
du: weißt !let op ß
er/sie/es : weiß
wir: wissen esttenten bij mv
ihr: wisst
sie/Sie: wissen
Slide 20 - Diapositive
wollen (willen)
ich: will Klinkerverandering bij ev
du: willst
er/sie/es : will
wir: wollen esttenten bij mv
ihr: wollt
sie/Sie: wollen
Slide 21 - Diapositive
Übe weiter!
timer
10:00
Slide 22 - Diapositive
..... du auch Erdbeeren? (wollen)
Slide 23 - Question ouverte
Ja, ich ........... auch gerne Erdbeeren. (wollen)
Slide 24 - Question ouverte
Sara ....... Kirschen essen. (wollen)
Slide 25 - Question ouverte
Wir..... kein Obst. (wollen)
Slide 26 - Question ouverte
..... ihr Orangensaft oder Apfelsaft? (wollen)
Slide 27 - Question ouverte
Jan und Jeroen ..........Fußball spielen. (wollen)
Slide 28 - Question ouverte
...... ihr mitkommen? (wollen)
Slide 29 - Question ouverte
.........du noch mehr üben? (müssen)
Slide 30 - Question ouverte
Nein, ich ....... das nicht mehr üben.(müssen)
Slide 31 - Question ouverte
Ich ......das jetzt! (können)
Slide 32 - Question ouverte
Modalverben
Slide 33 - Diapositive
Hausaufgaben: Herhaal Grammatik A, schrijf alle vormen van "wollen" in je schrift op. Doe dit uit je hoofd en controleer daarna met je boek op blz. 53.