Thema sporten dag 2
1 / 52
La durée de la leçon est: 30 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Welke woorden over
sport weet je nog?
sport weet je nog?
Slide 2 - Carte mentale
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Diapositive
Slide 27 - Diapositive
Slide 28 - Diapositive
Slide 29 - Diapositive
Slide 30 - Diapositive
Slide 31 - Diapositive
Slide 32 - Diapositive
Slide 33 - Diapositive
Slide 34 - Diapositive
A
de schijdsregter
B
de scheidsregter
C
de schijdsrechter
D
de scheidsrechter
Slide 35 - Quiz
A
het schaken
B
het sgaken
C
het sgaaken
D
het schaaken
Slide 36 - Quiz
A
het boxen
B
het boksen
C
het bocsen
D
het boksing
Slide 37 - Quiz
A
het hordelopen
B
het sprinten
C
het turnen
D
het atletiek
Slide 38 - Quiz
A
het hokkie
B
het hockie
C
het hockey
D
het hocky
Slide 39 - Quiz
De favoriete sport van mevrouw Leroux...
A
fietsen
B
voetbal
C
dansen
D
paardrijden
Slide 40 - Quiz
Slide 41 - Diapositive
De jongen _______ de bal.
(vangen)
(vangen)
Slide 42 - Question ouverte
Mijn docent _______ hoog.
(springen)
(springen)
Slide 43 - Question ouverte
Ik _______ de bal naar jou.
(gooien)
(gooien)
Slide 44 - Question ouverte
De kinderen _______ naar buiten.
(rennen)
(rennen)
Slide 45 - Question ouverte
Het meisje _______ elke dag.
(sporten)
(sporten)
