BSR 2/6 1tb Spelling 7.9 sterk en zwak

Lees de theorie op blz. 240.
Maak de startvraag in je schrift.
Klaar? Begin alvast aan paragraaf 7.10.
7.9 Sterke en zwakke 
werkwoorden
Startvraag:
1T
SPELLING
timer
5:00
CURSUS 7:
- Schrijf op wat het verschil is tussen een zwak en een sterk werkwoord. Gebruik minstens twee voorbeelden.
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Lees de theorie op blz. 240.
Maak de startvraag in je schrift.
Klaar? Begin alvast aan paragraaf 7.10.
7.9 Sterke en zwakke 
werkwoorden
Startvraag:
1T
SPELLING
timer
5:00
CURSUS 7:
- Schrijf op wat het verschil is tussen een zwak en een sterk werkwoord. Gebruik minstens twee voorbeelden.

Slide 1 - Diapositive

  • Je kunt zinnen in de tegenwoordige tijd herkennen.
  • Je kunt sterke en zwakke werkwoorden in een zin herkennen en goed spellen.
Lesdoelen

Slide 2 - Diapositive

In deze les:
  • Herhaling 7.8 pvtt.
  • Wat is het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden en hoe herken je dit? 
  • Oefenvragen in LessonUp.
  • Tijd voor opdrachten.
  • Gezamenlijk afronden.

Slide 3 - Diapositive



7.8 Persoonsvorm 
tegenwoordige tijd
blz. 252-253.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Scheidbare werkwoorden hebben twee verschillende ik-vormen.
Deze werkwoorden kun je namelijk loskoppelen. 

Wil je dat ik dit opschrijf?
Ik schrijf dit op

Hij kan heel snel afwassen.
Ik heb echt geen zin om af te wassen.
Let op!

Slide 6 - Diapositive

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Hij ... (bedienen) zijn gasten.
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 7 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Zij ... (zwaaien) naar haar buurjongen.
A
zij zwaait
B
zij zwaaid

Slide 8 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Hij ... (vinden) dat vast geen probleem.
A
hij vindt
B
hij vind

Slide 9 - Quiz

Huiswerk bespreken
Opdracht 3 op blz. 239.

Slide 10 - Diapositive


7.9 Sterke en zwakke werkwoorden

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Sterke werkwoorden
Zwakke
werkwoorden
Sterke werkwoorden zijn sterk genoeg om in de verleden tijd van vorm te veranderen.
ik loop - ik liep
jij zoekt - jij zocht
wij gaan - wij gingen
Zwakke werkwoorden zijn niet sterk genoeg om in de verleden tijd van vorm te veranderen.
ik hoop - ik hoopte
jij maakt- jij maakte
bestellen - bestelden


Slide 13 - Diapositive

Hoe zat het ook alweer met sterke/zwakke werkwoorden? 
Zwakke werkwoorden
Sterke werkwoorden
In de verleden tijd blijft de klank hetzelfde.
In de verleden tijd verandert de klank.

Slide 14 - Question de remorquage

Sterk of zwak werkwoord?
Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
stoppen
hebben
dansen
worden
schrijven
boffen
lopen
zijn
fietsen
lachen

Slide 15 - Question de remorquage

Uitlegfilmpje!

Slide 16 - Diapositive

Aan het werk
Wat?
Cursus 7.9 Sterke en zwakke werkwoorden.
Opdracht 1 t/m 5 op blz. 240-241.
Schrijf de antwoorden in je schrift!

Hoe?
Keuze: zelfstandig of in tweetallen.
Hulp
De 4 B's, theorie in je boek of het vraagteken.
Tijd
Timer.
Klaar?
Begin alvast aan paragraaf 7.10 of oefen verder op cambiumned.nl met spelling.
timer
20:00

Slide 17 - Diapositive

  • Je kunt zinnen in de tegenwoordige tijd herkennen.
  • Je kunt sterke en zwakke werkwoorden in een zin herkennen en goed spellen.
Lesdoelen

Slide 18 - Diapositive

'Ik weet hoe ik de persoonsvorm in tegenwoordige tijd moet spellen.'
0 = echt (nog) niet / 100 = absoluut wel
0100

Slide 19 - Sondage

'Ik kan het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden is.'
0 = echt (nog) niet / 100 = absoluut wel
0100

Slide 20 - Sondage

Hoe weet je of een werkwoord sterk of zwak is?
timer
1:00

Slide 21 - Question ouverte

Sterk of zwak werkwoord?


Eten
A
sterk
B
zwak

Slide 22 - Quiz

Sterk of zwak werkwoord?


Praten
A
sterk
B
zwak

Slide 23 - Quiz

Maak een zin met een zwak werkwoord en een zin met een sterk werkwoord.

Slide 24 - Question ouverte